Afbeelding
Pexels
Pexels
In de serie ‘Drie-aktenstructuur’ leer je ieder verhaalelement van het drieaktenstructuurschema beter te begrijpen. Waar in het schema staat een verhaalelement? Maar belangrijker nog: waarom is dit verhaalelement in het schema opgenomen en wat is de meerwaarde daarvan? Deze week: het obstakel in de afnemende actie.
De climax van het verhaal is net geweest. Dat betekent dat het verhaal nu langzaam maar zeker wordt afgerond. Dat kan je ook zien in het schema: nu begint de ‘descending action’, de afnemende actie. Het vierde obstakel is daarvan de eerste stap.
Nu de grote strijd van het verhaal in het vorige element is gestreden is, weet je lezer in zekere zin hoe het verhaal afloopt. De grote vraag op de achterflap (“Eindigen ze samen?” “Wordt de oorlog gewonnen?”) is beantwoord. In theorie kan je daarop met ja of nee antwoorden en daarmee je laatste woord schrijven. Maar dat voelt als een veel te plotseling einde, misschien zelfs als anticlimax. Dat komt omdat de lezer heeft geïnvesteerd in je personage. Stiekem maakt het die niet meer zoveel uit wat de uitkomst is van de ‘grote vraag’ van je boek. Wat je lezer wél uitmaakt, is hoe je personage zich daarbij voelt. Dat is nog onbekend zo vlak na de climax, dus dat moet je in dit verhaalelement gaan uitwerken.
Gebruik dit element om je personage op het verhaal terug te laten kijken.
Je personage heeft na de climax een strijd gestreden en daaruit komt een resultaat waardoor het leven nu nooit meer hetzelfde is, of waardoor je personage heel anders naar het leven kijkt. Door de climax, maar zeker ook door de obstakels die overwonnen zijn. Hier bedoel ik met obstakels zowel de eerdere verhaalelementen met die naam als het woord in de eigenlijke zin.
In dit verhaalelement kijkt je personage daar op terug. Hoewel dit verhaalelement obstakel heet, is het niet zozeer een echt obstakel als wel een moment waarop je personage op andere obstakels terugkijkt, nu alles achter de rug is.
‘Waar ging het nou echt om?’ In het begin van het verhaal lijkt het duidelijk te zijn wat het doel is van je personage, maar vrijwel altijd is dat antwoord relatief oppervlakkig en is het werkelijke antwoord in wezen veel diepzinniger. Maar dat antwoord kom je pas te weten door de ervaring en kennis die zowel je personage als je lezer door het verhaal heen opdoen. In dit verhaalelement moet je weten waar het echt om ging in het verhaal. Dáár moet je je personage vervolgens op laten reflecteren. Enkele voorbeelden:
Het is relatief makkelijk om je personage overdreven wijs of sentimenteel te laten terugblikken op het verhaal, of dat terugblikken te letterlijk te nemen. Laat je personage niet letterlijk zeggen “Ik zie nu hoe…” of laat het – als het eindelijk een kind heeft- niet tegen het kleintje zeggen: “Wat ben ik toch blij met jou.” Let hier goed op je gebruik van show, don’t tell en probeer een scène of een setting te schrijven waarop je personage kan terugblikken terwijl het leven op de nieuwe, normale manier doorgaat.
Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de ondernemersschool. Als manuscriptredactrice en schrijfcoach helpt ze schrijvers het beste uit hun werk te halen.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!