Afbeelding

Effectief je personages te beschrijven

Foto: Pexels

9 manieren om effectief je personages te beschrijven

Je personages verschijnen voor het eerst op het toneel en je wil dat ze een goede indruk achterlaten op de lezer. Een krachtige personagebeschrijving is echter enorm lastig: beschrijf je nu te veel of juist te weinig? Als je deze 9 manieren toepast, zul je vanaf nu altijd een geweldige beschrijving maken voor al je personages! 


1. Beschrijf je personage niet in bullet points

Hij is een lange man van middelbare leeftijd. Hij heeft bruin haar en blauwe ogen en draagt vaak overhemden. Wanneer je personages beschrijft, ga je snel een lijstje met bullet points af. Lengte, leeftijd, haar- en oogkleur bijvoorbeeld. Niet alleen is deze beschrijving oersaai, maar de lezer ziet ook nog eens een gemiddelde man voor zich. Zo zou je toch ook geen verdachte omschrijven aan de politie? 

2. Blijf weg van clichés

Als je meer wil beschrijven dan ‘blauwe ogen’, kun je kiezen voor ‘zee blauwe ogen’. Dit is al iets specifieker, maar enorm cliché. Denk aan een nerd met pluizig haar, een krachtpatser met stalen spieren en vergelijkbare omschrijvingen. Als je wil zeggen dat Hannah haar lippen bloedrood heeft gestift, verander het dan in haar gestifte lippen waren de kleur van de bramenjam die Lisa’s moeder altijd maakte. Je zet hiermee de verbeelding van de lezer aan het werk en we komen meer te weten over de personages. 

3. Maak details specifiek

Laten we het eerste voorbeeld nog eens pakken. Die kan je veel specifieker maken met details zodat de omschrijving een stuk sterker wordt. ‘Bruin haar’ kan ‘een kortgeschoren kapsel dat de eerste plukjes grijs niet konden verbergen’ worden. In plaats van zeggen dat hij vaak overhemden draagt, kan je ‘het gebloemde overhemd dat hij graag droeg op druilerige dagen’ beschrijven. Nu zien we het personage voor ons én vertelt de beschrijving wat over deze man. 

4. Wees kritisch op deze details

Specifieke details zijn dus goed, maar overval de lezer niet met een stortvloed aan beschrijvingen. Al bedenk je de prachtigste details, als het er tien zijn dan haakt de lezer af. Kies de details waar je trots op bent en die iets vertellen over je personage. De rest kan je ergens anders opslaan – wie weet kan je ze ooit nog gebruiken!

5. Gebruik de omgeving in je beschrijving

In de beschrijving kan je ook de omgeving meenemen. Een jonge studente kan zich prima thuis voelen in een collegezaal, maar zich ongemakkelijk voelen als ze met haar opa naar de golfbaan gaat waar hij alle andere pensionado’s kent. Door je personages te beschrijven in een omgeving die ze niet kennen, kunnen ze een nieuwe kant van zichzelf laten zien. 

6. Je hoeft je niet te limiteren tot het hier en nu

Niet elke beschrijving hoeft zich te focussen op het hier en nu. Je kan spelen met de tijd. Wanneer je personages elkaar al langer kennen, kan de beschrijving teruggrijpen op vroeger. Je kan zelfs naar de toekomst verwijzen door middel van foreshadowing door te voorspellen hoe het personage zal veranderen. Denk bijvoorbeeld aan het cliché ‘ze zal een hartenbreekster worden’ en bedenk nu iets origineels. 

7. Maak gebruik van objecten uit het leven van je personage

Naast de omgeving, zijn objecten ook een nuttige toevoeging aan je personagebeschrijving. Objecten uit het leven van een personage kan veel over hem zeggen. Stapt Hans uit een dure Mercedes of heeft hij een shirt aan met het logo van zijn favoriete band? Misschien wel beide! Dan wil de lezer zeker meer weten. 

8. Laat je personage in beweging komen

Laten we weer terugkomen bij onze eerste beschrijving: Hij is een lange man van middelbare leeftijd. Hij heeft bruin haar en blauwe ogen en draagt vaak overhemden. Dit is een enorm statisch beeld, want deze meneer doet helemaal niets. Laat hem in beweging komen terwijl je hem beschrijft en wees ook hier weer specifiek. De krant lezen is nog steeds vrij statisch, maar als hij mopperend de pagina’s omslaat omdat er weer niets is geschreven over het milieu, geeft het meer een beeld. 

9. Gebruik werkwoorden

Dit gevoel van actie kan je ook terug laten komen in het beschrijven van het uiterlijk. Bruin haar kan in zijn ogen ‘vallen’ en de jurk ‘wappert’ om haar benen. Door werkwoorden te gebruiken voeg je nog meer beweging toe aan je beschrijving!