Afbeelding

Bron Pixabay
Bron Pixabay
Het verhaal van je boek draait om je hoofdpersoon, de protagonist. Hij* is het belangrijkste en meest uitgewerkte personage. Het is zijn verhaal dat je vertelt. Maar vrijwel net zo belangrijk is de antagonist. De antagonist is het personage wiens doel lijnrecht tegenover dat van de protagonist staat. Hij is diens tegenstander. En in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is de antagonist niet per se een slechterik.
Overigens kan ook je protagonist de schurk in je verhaal zijn - áls er een schurk is. Bij een schurkachtige protagonist is de antagonist bijvoorbeeld de detective die de schurk moet opsporen, of de vrouw die wraak zoekt omdat de schurk haar man heeft vermoord.
‘Goed’ in de zin van goed voor je verhaal. Een goede antagonist stuwt je protagonist voort; hij is immers per definitie degene die voor de obstakels zorgt; hij dwarsboomt je hoofdpersonage in het bereiken van zijn doel en dwingt hem zo telkens een andere oplossing te vinden.
Die belemmeringen en obstakels moeten voortkomen uit de eigen doelen van de antagonist; een antagonist die alleen maar is opgevoerd om wegversperringen voor je hoofdpersonage op te werpen, is saai. In wezen is de antagonist de held in zijn eigen verhaal. En ook al draait je boek om het verhaal van je hoofdpersonage, je moet ook het verhaal van de antagonist kennen en voldoende naar voren laten komen, om je boek geloofwaardig te maken en diepgang te geven. Dat houdt in dat je je antagonist niet als een flat character creëert, maar als een complex, gelaagd personage. Naast gevaarlijk (voor de protagonist) moet hij interessant en ambitieus zijn, nieuwsgierig, creatief en flexibel – want elke zet van de protagonist vraagt om een tegenzet.
Construeer daarom voordat je met schrijven begint je antagonist tegelijk met je protagonist. Bepaal daarbij de (met elkaar strijdige) doelen van beide personages en je hebt de hoofdplot van je verhaal.
Soms wordt als tegenstander van de protagonist niet een personage opgevoerd maar een ziekte, een ramp, de apocalyps, of iets dergelijks. Dat zijn meestal niet de meest bevredigende antagonisten. Je personages kunnen er niet mee praten, voor zover ze een ‘doel’ hebben kunnen ze die in de loop van het verhaal niet aanpassen, ze zijn gezichtsloos, karakterloos, en je kunt je er als lezer niet mee identificeren. Allemaal zaken die je juist wel in een interessante antagonist zoekt, schurk of geen schurk. Dus ook als je hoofdpersoon tegen een systeem vecht (zoals een oorlog, een dictatuur, een gevangenis) is het goed om dat systeem te verpersoonlijken in de vorm van bijvoorbeeld een gevangenisbewaarder of een dictator.
* Waar ik ‘hij’ en ‘hem’ zeg, bedoel ik ook ‘zij’ en ‘haar’.
Miriam Wesselink...
In deze serie geven we je aan de hand van schrijfadviezen van ervaren auteurs en heel veel oefeningen een goede basis. Meld je nu aan om alle afleveringen in deze serie te lezen!
Vorig jaar verscheen haar eerste dichtbundel, en nu schrijft ze dit jaar het Boekenweekgedicht. Ze vertelt meer over haar poëtische stijl en de plek van poëzie in Nederland.
Wanneer moet je een actiescène inzetten en hoe doe je dat? Martijn Lindenboom geeft een spoedcursus in het komende nummer van Schrijven Magazine!
Veel aspirant-schrijvers vergeten het: de enter-toets. Redacteur Rob Steijger legt het belang van juist alineagebruik uit.
Wil je je eigen verhaal op papier zetten? Dan kan je deze workshop niet missen! Kathy Mathys deelt veel tip + oefeningen.