Afbeelding

Schrijfoefening: speel met woorden

Pexels.com

Schrijfoefening: speel met woorden

Schrijven is spelen met taal. Met bijzondere woordkeuzes schilder je een sterk beeld of verras je je lezers op het juiste moment. In deze schrijfoefeningen staan woordspel en taalgebruik centraal.


Opdracht 1

Kies een woord uit dat twee betekenissen heeft, of twee woorden die op elkaar lijken. Schrijf dan een kort of zeer kort verhaal waarin deze woordgelijkenis een rol speelt. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat zijn ouders verkeerd begrijpt, een misverstand met desastreuze gevolgen, of een fantasieverhaal waarin de twee woorden op een verrassende manier juist wél bij elkaar horen (zoals de 'bread-and-butterflies' in Alice in Wonderland).

Opdracht 2

Schrijf een kleurrijke, zintuigelijke beschrijving van een omgeving, een object en/of een personage. Speel hierin uitvoerig met taal. Gebruik bijvoorbeeld alliteratie, geef woorden een nieuwe betekenis of combineer bestaande woorden om een nieuw, zelfbedacht woord te creëren.

Opdracht 3

Schrijf een dialoog tussen twee mensen die op een compleet andere manier praten. Ieder personage leeft in zijn eigen wereldje en vat de zaken op hun eigen manier op. Gebruik hierbij geen letterlijk misverstand zoals in opdracht 1: als de personages elkaar niet begrijpen, komt dit doordat ze foute conclusies trekken of geobsedeerd zijn met zichzelf.