Afbeelding

kinderen

Pixabay

Kinderboeken schrijven: hoe doe je dat?

De Kinderboekenweek is weer van start gegaan, en dat betekent dat kinderverhalen en het schrijven ervan in de schijnwerpers komen te staan. Hoewel het misschien makkelijk lijkt, is een kinderboek schrijven nog helemaal niet zo simpel. Want hoe spreek je die jonge lezertjes aan met je verhaal? En welke schrijfstijl gebruik je? Voor schrijvers die graag voor kinderen willen schrijven, volgen hier vier tips voor het schrijven van een kinderboek.

1. Taalgebruik en dialoog

Maak het taalgebruik in een verhaal niet te lastig. Tijdens het schrijven van een kinderboek moet je erop letten dat je duidelijk bent in wat er gebeurt en wat de personages precies zeggen. Gebruik hiervoor helder en levendig taalgebruik. Het houdt een kind geïnteresseerd en zorgt voor een goed tempo tijdens het lezen of voorlezen. Ook dialoog is belangrijk. Door middel van dialoog kun je een personage goed naar voren laten komen, en het is een leuke manier om voor te lezen. Kortom: gebruik concreet en levendig taalgebruik en veel dialoog.

2. Kleurrijk schrijven

Het gebruiken van simpel en helder taalgebruik betekent niet dat de schrijfstijl niet kleurrijk kan zijn. Leuke maar simpele bijvoeglijke naamwoorden en grappige beeldspraak kunnen een verhaal namelijk helder maar fantasierijk maken. Bijvoorbeeld: De boze juffrouw Ans werd zo rood als een tomaat of Jopie likte blij aan zijn felblauwe ijsje. Letterlijk kleurrijk schrijven kan dus ook. Deftige en lastige bijvoeglijke naamwoorden en lange zinnen met veel komma’s zijn een afrader.

3. Personages 

Stem je personages af op je doelgroep. Dit klinkt misschien voor de hand liggend, maar het is wel belangrijk. Als je wil schrijven voor jonge kinderen, dan horen de belangrijkste personages ook jong te zijn, of in ieder geval de gedachtegang te hebben van een jong kind. Doorgaans lezen kinderen ook graag over personage dat net iets ouder is dan zij. Een kind van 8 leest bijvoorbeeld graag over een kind dat 10-12 jaar is. Hetzelfde geldt voor schrijvers die willen schrijven voor kinderen van 14-15. Maak van je hoofdpersonage dan een opstandige puber die niet iets ouder is. Natuurlijk kan je hoofdpersonage ook een dier zijn (zoals een hond of een kat), maar dan moet je goed letten op de dialoog van dit dier. Dit moet overeenkomen met de doelgroep waarvoor je schrijft. Anna Woltz, schrijver van het Kinderboekenweekgeschenk dit jaar, probeert in haar boeken over universele thema’s te schrijven, en zo personages zo universeel mogelijk te maken. Op deze manier kan ieder kind zich met de personages identificeren. In een interview met Het Parool vertelt Woltz: ‘’Door mijn hoofdpersonen bijzondere namen te geven, probeer ik ze los te trekken van een specifieke achtergrond. De illustraties die Maartje Kuiper voor Haaientanden maakte, versterken dat idee. Atlanta en Finley zijn getekend als silhouetten. Over Atlanta schrijf ik dat ze blond is, maar hoe Finley eruitziet, is aan de lezer. Ook niet-witte kinderen moeten zich met de personages kunnen identificeren.” 

4. Tijdperk

Om je boek makkelijk leesbaar te maken voor kinderen kan het ook erg helpen om je verhaal in een huidige setting/tijdperk te plaatsen. Vooral jonge kinderen leven in het nu en voor hen is het makkelijk om te lezen (of voorgelezen te worden) vanuit een tijd die zij goed kennen. Wil je wel dat het verhaal zich in een andere tijd afspeelt? Dan kun je het beste een fantasiewereld bedenken. Een fantasieverhaal kan zich immers in elke tijd afspelen, maar je kunt de personage hedendaags maken, of het verhaal een sprookjesachtige setting geven waar alles kan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Kruistocht in spijkerbroek en Narnia.

Techniek