Zeven veelvoorkomende blunders van schrijvers

7 fouten en blunders van schrijvers'Hoe heb ik dit kunnen schrijven?' Denk jij dit ook als je verhalen van jezelf terugleest? Meestal maak je wel één of meerdere blunders, zoals degene die we hieronder beschrijven. Met onze tips leer je ze te vermijden.

1. Plots werd hij wakker…

Je kent het wel: een scène waarin het personage ‘plots wakker schrikt’ van een ‘hard geluid’ en vervolgens ‘al gapend’ uit bed strompelt. Tot overmaat van ramp komt de persoon toevallig tegenover een spiegel te staan. Een perfect moment om het uiterlijk te beschrijven, natuurlijk. En o zo cliché.

Zo'n scène hoeft niet per se geschrapt (maar wel herschreven) te worden. Het schort namelijk niet aan de situatie waarin het personage zich bevindt, maar aan de vraag of die situatie wel noodzakelijk is. Kun je een bijzonder ontwaakmoment beschrijven dat iets toevoegt aan het verhaal? Zo ja: ga ervoor. Zo niet: weg ermee.

2. Kopje koffie-dialoog

Stel jouw personage gaat op visite. Een dialoog als dit is dan moeilijk te vermijden: ‘Lust je een kopje koffie?’
‘Ja, lekker.’
‘Suiker, melk?’
‘Suiker, dank je wel.’
En vervolgens wordt natuurlijk beschreven dat de koffie voor de neus van het bezoek wordt neergezet, er een klontje suiker in wordt gedaan en er met een lepel in wordt geroerd.

Heb je de dialoog helemaal af? Mooi, dan kun je hem nu schrappen. Ook hier geldt dezelfde tip: voeg een scène alleen toe als die bijdraagt aan het verhaal. En er zijn maar bar weinig bijdrages die het serveren van koffie kan hebben (sfeerbepaling is er één), dus deze dialogen kun je negen van de tien keer weglaten. 

Hetzelfde geldt overigens voor telefoongesprekken. Lezers willen niet weten dat de personages elkaar gewoontjes ‘Hallo’ zeggen, of dat iemand ‘de groeten doet’ aan de ander. Begin de scène middenin het gesprek of laat de telefoon bijvoorbeeld overgaan op een moment waarin het personage allesbehalve vriendelijk opneemt.

3. Een brij aan details

We halen de ontwakingsscène er weer bij. Wat stel jij je voor als een personage wakker wordt? Hij tikt op de wekker, rekt zich uit, slaat de dekens van zich af en doet alle dingen die we zelf ook zouden doen. Dus waarom zou je dat willen lezen?

Negen van de tien keer kan deze scène vervangen worden met de zin: ‘Hij werd wakker en rolde zijn bed uit’, of iets dergelijks. En zelfs dat is op zichzelf overbodig. Als het personage wakker schrikt, ga dan gelijk over op de actie. Laat dat bed desnoods helemaal achterwege en begin de scène met dat het personage bevend om de hoek van de deurpost kijkt.

4. Te veel uitleg

Veel schrijvers hebben de neiging tuit te leggen uit angst dat de lezer het anders niet snapt. Maar geloof me, zij onderschatten de lezer. Een simpel voorbeeld: een koppel begint te ruziën en de één zegt tegen de ander: ‘Nee, natuurlijk niet.’ Waarna de schrijver het nodig vindt om toe te voegen: ‘zei hij geërgerd’.

Neem de context van deze scène even in je op. Niemand vindt ruzie leuk, al helemaal niet de personen die het hebben. Je leest de woorden dus automatisch alsof ze verheven, geërgerd of bijtend worden uitgesproken. Dit hoef je als schrijver niet te bevestigen. Anders loop je het risico dat je de lezer de les leest.

5. De prediker uithangen

7 fouten en blunders van schrijversSoms is het overduidelijk dat de schrijver een punt aan de man wil brengen. Bijvoorbeeld: een verhaal gaat over alcoholisme en in de laatste scènes zegt iemand: ‘Zie je nou wel, alcohol verwoest je leven.’ En het personage dat alcoholvrij is, leeft nog lang en gelukkig.

In eerste instantie is een boodschap niet slecht, maar als die zoals in het bovenstaande voorbeeld wordt gepresenteerd, komt die geforceerd over. Vooral bij gevoelige onderwerpen wordt dit niet gewaardeerd. Als je een punt duidelijk wil maken, laat het dan aan de lezers over om dat punt te vinden. Vertrouw erop dat ze je zullen snappen.

6. Wat als de lezer het niet begrijpt?

Hoe zien de omgevingen of personage er uit? Wat is er tussen die en die scènes gebeurd? Deze vragen wil je als schrijver beantwoord hebben, maar voor de lezer zijn ze maar van weinig belang. Denk aan een bijpersonage dat maar in één scène verschijnt: de lezer hoeft niet te weten hoe hij of zij er uit ziet. En als dat wel nodig is, kun je ervan uitgaan dat de lezer er zelf wel een uiterlijk aan verbindt.

Dus hoe ga je dan te werk? Stel je wil duidelijk maken dat een personage een knap en stralend uiterlijk heeft. Die twee woorden zijn eigenlijk al voldoende; we weten niet hoe de schrijver hem daadwerkelijk ziet, maar we gaan er wel een eigen voorstelling bij maken. Wie weet heeft hij een zongebruinde huid en een perfecte scheiding in zijn donkerbruine haar. Iedere lezer ziet iets anders, maar ze zien wel allemaal een knappe, stralende man.

7. Goh, dat is toevallig

In het echte leven is toeval veelal leuk en bijzonder. In fictie is het echter een dooddoener, een manier voor de schrijver om het er gemakkelijk af te brengen. Denk aan een thriller waarin het hoofdpersonage vast wordt gebonden en toevallig nog een zakmes heeft om het touw door te snijden. In het ergste geval is voorafgaand aan die scène het zakmes nooit genoemd.

Met zo'n deus ex machina stoot je lezers af. Ze bestempelen het verhaal als ongeloofwaardig en slaan het boek per direct dicht. Laat jouw verhaal nooit afhangen van toeval en los iedere situatie met plausibele middelen op. 

Bijvoorbeeld: het ontvoerde persoon heeft eerder in het verhaal een kettinkje van zijn vrouw gekregen. Er zit een scherp randje aan de ketting - dat merkt de man eerder in het verhaal al op - maar zijn vrouw spoort hem aan het toch te dragen. Vervolgens vermeld je de ketting niet of nauwelijks, tot die in de laatste scènes weer de kop opsteekt. Niet alleen voelt de lezer zich zo niet bedrogen, het biedt ook de kans om extra lading aan de scène te geven.

Door: Reinoud Schaatsbergen

Techniek