Acht plotfouten – en hoe die te voorkomen

Je hebt de eerste versie van jouw manuscript klaar, maar toch scheelt er iets aan. Lees hier acht plotproblemen waar je in de revisieronde op kunt stuiten en hoe je die kunt oplossen.

1. De plot is niet origineel

Lees je manuscript in zijn geheel door. Kom je fragmenten tegen die niet origineel aanvoelen, alsof je ze eerder hebt gezien in een film of gelezen in een boek? Noteer deze fragmenten, bijvoorbeeld in de kantlijn, en behandel ze stap voor stap.

Bij kleinere fragmenten is het verstandig om te brainstormen over hoe de situatie anders kan lopen, maar toch het beoogde effect teweegbrengt. Bijvoorbeeld: ziet het hoofdpersonage dat iemand berooft wordt? Bedenk tien acties die zij kan ondernemen en kies de meest onverwachte, of degene die de meeste problemen kan veroorzaken (want met problemen creëer je conflict). Als de plot in zijn geheel onorigineel oogt, leg het dan voor aan een proeflezer en bespreek alternatieven.

2. De plot is voorspelbaar

Op bepaalde vlakken gaat een voorspelbaar plot hand in hand met een onorigineel plot. Je gebuikt plotelementen die al talloze keren door andere auteurs zijn gebruikt, of je geeft te veel informatie weg waardoor de lezer al vlug de puzzelstukjes op hun plek legt. Om dit te voorkomen moet je ervaring opdoen. Als je niks van detectiveverhalen weet, zul je veel eerder een plot onverwacht vinden dan als je het genre al twintig jaar leest. Je moet met iets nieuws op de proppen komen.

Toch recyclet iedereen plot, want er is vrijwel niks meer te bedenken in deze wereld wat niet al gedaan is. De truc is om één van die plots te benaderen vanuit een nieuwe invalshoek, of met een schrijversstem die dusdanig fascineert dat je het boek niet weg wil leggen. De voornaamste tip is hier: lees veel en kijk films of series om ervaring op te doen zodat je leert een plot uit te diepen.

3. De plot heeft een overdaad aan conflict

Stel: je leest een boek dat bomvol actie zit. Er zijn bijna geen rustmomenten, waardoor je in een soort achtbaan van plotwendingen terechtkomt. Het advies luidt vaak dat je aan het begin van een hoofdstuk middenin de actie moet beginnen, maar dat betekent niet dat je de lezer geen rust moet bieden. Lees boeken van bekende auteurs en stel vast waar zij de actie laten sudderen of zelfs eindigen. Doen ze dat met dialoog? Of misschien met een kijk in de gedachten van het hoofdpersonage? Bepaal vervolgens wat het beste in jouw verhaal past en verweef dat met de momenten van actie.

4. De plot is niet boeiend

Het tegenovergestelde zie je ook vaak. Je beschrijft bijvoorbeeld zoveel voorgeschiedenis van de personages of de setting dat de lezer verveeld raakt. Dit gebeurt ook als je een subplot in het verhaal probeert te verwerken die eigenlijk niks toevoegt aan het geheel. De lezer zal het als ballast beschouwen en interesse verliezen. Schrap in dat geval de scènes die niet thuishoren in het verhaal en zorg ervoor dat je de lezer weer terug in de hoofdplot krijgt.

5. De plot is te complex

Veel schrijvers hebben de neiging om ieder subplot die ze verzinnen toe te voegen aan hun verhaal. Zo ontstaan er allerlei verhaallijnen die halverwege het verhaal culmineren in een chaotische brij. Als de lezer rekening moet houden met al die subplots, dan legt hij het boek al vlug weg. Het verhaal wordt te onduidelijk. Voorkom dit door een samenvatting van je verhaal te schrijven en lees die hardop voor, het liefst aan iemand die het verhaal nog niet kent. Begrijpt de ander het, of ben je hem op de helft van je uitleg al kwijt? Schrap de subplots die voor onduidelijkheid zorgen en houd de aandacht op de hoofdplot.

6. De plot verloopt niet logisch

Soms verloopt het verhaal tijdens het schrijven anders dan je aanvankelijk had gepland. Flashbacks of flashforwards kunnen hun intrede doen en plots is het verhaal lastig te volgen. Keer dan terug naar de tekentafel en schrijf alle scènes in het kort uit, bijvoorbeeld op briefjes of post-its. Plaats ze op een voor jou logische volgorde en bedenk hoe een lezer dit zou ervaren. Zo kun je vaststellen waar de plot de mist in gaat en kun je scènes verschuiven of zelfs schrappen om alles weer op één lijn te krijgen.

7.  De plot komt niet overtuigend over

Soms scheelt het niet aan de verhaallijnen, maar aan de personages of de beschrijvingen. Een proeflezer geeft aan dat ze zich niet kan identificeren met het hoofdpersonage, of misschien vindt ze dat de spanning in sommige scènes ontbreekt. Stel dan vast waar de plot afneemt in kracht. Houd dit bij in je notities, zodat je tijdens een herschrijfronde deze fragmenten kunt versterken. Misschien moet je in dit geval juist verhaallijnen toevoegen, of wat extra dialoog aan een nu oppervlakkig personage geven.

8. De plot heeft een onbevredigend einde

Ieder verhaal bouwt op naar de climax, maar die kan soms verkeerd uitpakken. Alle verhaalelementen kloppen, de spanning is goed, maar zodra het moment daar is, voelt het alsof de plot in diggelen valt. Lees de scène goed door en ga na wat er mis is. Heeft het hoofdpersonage haar doel bereikt, of kun je haar nog een stapje verder laten nemen? Of is de climax van het verhaal juist niet duidelijk genoeg en moet je meer hints toevoegen in het verhaal? Vaak komt een slecht einde tot stand omdat er iets eerder in het verhaal ontbreekt.