Afbeelding

familiegeschiedenis schrijven

Bron Pixabay

4 tips voor het schrijven van verhalende non-fictie

Van familiegeschiedenis tot autobiografie of reportage: verhalende non-fictie is een bijzonder genre dat de laatste jaren flink populairder aan het worden is. De grote hoeveelheid onderzoek die vaak nodig is en het leesbaar maken van feiten, is voor veel auteurs echter een lastige opgave. We geven je vier cruciale tips voor een succesvol non-fictieproject.

Leer bronnen te interpreteren

Een bron kan van alles zijn: een foto, een krantenartikel, een geboorteakte. Los van de contextuele informatie kan een dergelijke bron je weinig zeggen. Bij bronnenonderzoek is het daarom heel belangrijk om te leren hoe je bronnen interpreteert. ‘Goed kijken en interpreteren,’ is dan ook één van de belangrijkste schrijftips van Olga Majeau, die in 2015 succesvol debuteerde met Een schitterend isolement en op de Schrijven Magazine Schrijfdag 2016 een workshop Levensverhalen gaf. Kijk naar de historische achtergrond rond een foto, de familierelaties ten tijde van een geboorte; je kunt veel verborgen binformatie vinden door naar de context te kijken. Koppel de bron (bijvoorbeeld een foto) aan historische feiten uit een andere bron. Dit levert vaak interessante inzichten op. Wat kun je concluderen uit het combineren van bronnen?

Controleer je bronnen

Niets zo bedrieglijk als het geheugen van de mens. Voor vrijwel alle beschrijvingen die gebaseerd
zijn op iemands herinneringen, zoals interviews, autobiografieën en dagboeken, geldt dat de betrouwbaarheid beperkt is. Probeer de informatie uit je bronnen altijd elders te laten bevestigen, voor zover dat lukt. Interview waar mogelijk meerdere mensen over dezelfde gebeurtenissen en kijk in hoeverre hun verhalen overeenkomen. Net als in de journalistiek pas je het principe van hoor en wederhoor toe. Eén bron is geen bron, zegt men ook weleens.

Houd je aan de feiten, maar maak geen onderzoeksverslag

Wat non-fictie leuk maakt om te lezen, is dat het er vaak veel verhalende elementen in zitten. Zonder deze elementen is een familiegeschiedenis droge, oninteressante stof. Wanneer je de feiten en gebeurtenissen aan elkaar breit tot een lopend verhaal met beeldende scènes, komt de geschiedenis tot leven. Hier en daar mag je dus zeker wat fictie in je verhaal strooien, zolang je de belangrijke feiten maar niet verdraait. Het maakt niemand veel uit of 5 januari 1956 een zonnige dag was of dat er vijf centimeter sneeuw lag. Tenzij deze weersomstandigheden onderdeel zijn van het verhaal.

Werk gestructureerd

Een verhaal gebaseerd op feiten, data en bestaande personen is een complex bouwwerk vol puzzels en verbanden. Als je niet gestructureerd werkt, zul je al snel verdwalen in je eigen onderzoek en het overzicht volledig kwijtraken. Dit is voor jou niet fijn en komt zeker niet ten goede aan je verhaal. Werk vanaf de eerste dag dus gestructureerd. Maak een ruimte in je huis vrij om grote vellen met stambomen op te hangen en maak duidelijke mappen op je computer. Geert Mak spande tijdens het schrijven bijvoorbeeld rode touwtjes door de kamer, waaraan hij briefjes hing met gebeurtenissen op chronologische volgorde. Uiteindelijk moet je boek ook een goed leesbare structuur hebben, dus je kunt hier het beste meteen mee beginnen. 

Door Marije Catsburg