Afbeelding
Bron Pexels
Bron Pexels
Ben je druk aan het schrijven aan je eerste YA, roman of thriller? Mogelijk kun je onderstaande tips gebruiken, ik zet ze namelijk regelmatig in de kantlijn als ik een fictie-manuscript redigeer.
Door Rob Steijger
Een gouden schrijftip, of elk geval eentje die het verschil kan maken tussen een aardige en een goede thriller of roman: vertel níéts dubbelop. Nooit niet.
Zo lees ik vaak uitleg ‘buiten de personages om’, dus direct van schrijver tot lezer, die elders tevens via een dialoog voorbijkomt. Uitleg via de dialoog heeft dan áltijd de voorkeur. Zo leert de lezer namelijk tegelijkertijd je personages kennen: hóé brengen ze het, wat vinden ze ervan et cetera.
Voorbeeld: In Kazuaki Takano’s Executie (THB) overleggen twee studenten hoe ze een nieuw medicijn gaan ontwikkelen. Door middel van een dialoog krijg je als lezer niet alleen de voor het verhaal benodigde informatie op een prettige, ‘tweedimensionale’ wijze voorgeschoteld (via vraag en antwoord), maar leer je tevens beide personages kennen.
Door ieder personage op een nieuwe regel te laten spreken, hoef je niet elk citaat op ‘zei hij/zij/et cetera’ te laten eindigen. Bijvoorbeeld:
‘Zullen we zo een filmpje pakken?’ vroeg Henk.
‘Ik wil eigenlijk verder lezen, schat,’ zei Dinie zonder op te kijken van haar boek. ‘Heb hem bijna uit.’
‘Hmm, ik vraag de jongens wel.’
‘Die hebben morgen tentamen, schat.’
In scènes met drie of meer personages kan ‘zei hij/zij/et cetera’ vaker nodig zijn om te voorkomen dat de lezer de draad kwijtraakt, tenzij het personage makkelijk te herkennen is aan zijn of haar manier van spreken (‘schat’).
Gebruik voldoende variatie in de namen van je personages: Tommie, Toby en Tim lijken te veel op elkaar, waardoor de lezer ze door elkaar gaat halen (ook al is Toby een kat). Sterker: grote kans dat je ze zélf door elkaar gaat halen.
Totdat je net zo succesvol bent als Coben of Robotham en je je personages kunt vernoemen naar donateurs van een door jou gekozen goed doel, dien je zelf uiteenlopende namen te verzinnen.* En het staat je vrij de bad guy of femme fatale naar je ex te vernoemen. Zolang je je verhaal maar als ‘fictie’ bestempelt.
* Als je gaat selfpubben m.b.v. crowdfunding, zou je je personages naar je donateurs kunnen vernoemen. Mits hun namen voldoende variëren natuurlijk.
Of je nu in de eerste (ik-vorm) of derde persoon (hij/zij-vorm) schrijft, of in de verleden of tegenwoordige tijd, wees hier consequent in. Anders ontstaan er fouten als:
Ik loop naar de toonbank. ‘Mag ik nog een koffie?’
Eenmaal terug aan zijn tafel bekijkt hij… (Waarbij ‘ik’ en ‘hij’ één en dezelfde persoon zijn.)
Of:
Hij liep naar de toonbank. ‘Mag ik nog een koffie?’
Eenmaal terug aan zijn tafel bekijkt hij… (Van verleden naar tegenwoordige tijd.)
In enkele gevallen mag je van de vertelvorm afwijken:
- Flashbacks mogen – maar hoeven niet – in de verleden tijd, terwijl je het verhaal zelf in de tegenwoordige tijd vertelt. Zelfs andersom zou kunnen, als je het maar consequent doet.
- Zelfspraak zet je altijd in de tegenwoordige tijd, ook als de verhalende tekst in de verleden tijd staat. Het zijn in wezen citaten zonder aanhalingstekens. Voorbeeld: Het zal mij benieuwen, dacht hij.
Volgende maand weer vier nieuwe tips.
Rob Steijger werkt als freelance redacteur voor uitgevers als The House of Books, Boekerij en Harper Collins, waarvoor hij voornamelijk romans en thrillers redigeert. Daarnaast helpt hij regelmatig zelfuitgevende of uitgeverzoekende schrijvers. Zijn website: www.fzeven.nl
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!