Afbeelding
unsplash
unsplash
Grote of kleine fouten: iedere schrijver maakt ze. Zeker beginnende auteurs. Tijdens de Schrijven Magazine Schrijfdag 2018 vertelde schrijfster Carolina Trujillo welke problemen zij vaak tegenkomt in manuscripten. Carolina Trujillo studeerde af aan de Filmacademie en debuteerde in 2002 met de roman De bastaard van Mal Abrigo. Dit boek werd bekroond met de Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizenprijs. In 2009 verscheen haar roman De terugkeer van Lupe García. Ze stond ermee op de shortlist van de AKO Literatuurprijs en won de BNG Nieuwe Literatuur Prijs. Hieronder staan de fouten die Trujillo veel tegenkomt op een rijtje, met daarbij tips om ze te omzeilen. In deel 1 zijn dat de fouten die tijdens het herschrijven grotere problemen opleveren, in deel 2 vind je kleinere fouten die sneller hersteld kunnen worden.
Lezers houden er niet van als ze hun beeld van een personage plotseling moeten bijstellen als ze al een eind op weg zijn in een boek. Geef daarom alle belangrijke info zo snel mogelijk weg, en niet pas een paar scènes/alinea’s/hoofdstukken later. Niets vervelender dan in hoofdstuk drie pas lezen dat een hoofdpersoon maar één been heeft bijvoorbeeld.
Soms is het juist belangrijk voor de clou om iets achter te houden. Zorg er dan wel voor dat het precies de juiste informatie is, en dat het de gebeurtenissen in je verhaal achteraf verklaart, dat alle puzzelstukjes op hun plek vallen. Een voorbeeld: in een verhaal zit een dialoog waarin een personage praat tegen een ander personage. Subtiele hints in je tekst leiden naar een plot waarin blijkt dat de persoon tegen wie gepraat wordt geen mens is maar een dier.
Er zijn schrijvers die binnen één scène van perspectief wisselen. Schrijven ze eerst bijvoorbeeld vanuit Anna, schakelen ze ineens over op Tom. Je kan je lezer hier flink mee irriteren. Die willen weten hoe het verder gaat met Anna. Houd het dus strak en duidelijk. Van perspectief wisselen kan in een andere scène of in een ander hoofdstuk (maar houd wel in gedachten wat we eerder in deel 1 noemden over het gebruiken van meerdere perspectieven).
Als je een verhaal goed vertelt, hoef je niet te zeggen hoe blij/verdrietig/kwaad je personage is. Je moet het laten zien. Zeg dus niet ‘zei hij verdrietig’ of ‘hij keek boos’. Je lezers moeten het zelf in kunnen vullen. Als ze jouw personage goed kennen, weten ze wat hij of zij zegt of doet als hij blij, verdrietig of kwaad is.
Gebruik een dialoog nooit voor onzinnige dingen. De meest voorkomende onzindingen in dialogen zijn volgens Trujillo drankjes aanbieden en geklets over het maken van een afspraak. ‘Woensdag afspreken?’ ‘Nee, dan kan ik niet’ ‘Oh, en dinsdag dan?’ ‘Ja, dat is goed’.
Laat een personage alleen drinken aanbieden als dat een belangrijk gevolg/een belangrijke oorzaak heeft. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gif in de koffie. En laat je personage alleen een afspraak maken als het heel belangrijk is dat een lezer weet dat die afspraak plaats gaat vinden.
Dikwijls schrijft een auteur een zin als ‘zwaaiend stapte hij uit de auto’, of ‘fluisterend zei hij haar naam’, om het mooier te laten klinken. In de meeste gevallen is het echter mooier om te schrijven: ‘hij stapte uit de auto en zwaaide’, of ‘hij fluisterde haar naam’. Zwaaiend uit de auto stappen is een beetje vreemd: alsof iemand tijdens de gehele handeling van het uitstappen aan het zwaaien is. Let hier goed op en kijk of een andere zinsconstructie beter past.
Trujillo maakte na elke behandelde fout overigens dezelfde opmerking: sommige dingen zijn niet per se fout. Wil jij één van bovenstaande punten toepassen, zorg er dan voor dat het ook echt een reden heeft. Beargumenteer het dan vanuit het verhaal, niet vanuit jezelf omdat het je gewoon leuk lijkt. En: zorg ervoor dat je de basis van het schrijven beheerst. Daarna kun je afwijken van "de regels"!
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.