#267. Achter de oranje muur
De moker ramt voor de zoveelste keer tegen de muur. Stukjes baksteen vliegen door de kamer. Peter puft het uit, even laat hij de hamer zakken. Zodra hij de moker weer een zwiep wil geven, verschijnt er in een flits een wazige vlek op de oranje stenen. Hij blijft stokstijf staan. Zag hij het goed? Hij knippert enkele keren met zijn ogen, de muur oogt weer helemaal zoals hij hoort te zijn. Hij denkt er het zijne van en gaat weer verder.
De harde klappen gonzen in zijn hoofd, de stukjes puin ketsen tegen zijn lichaam. Na een genadeloze klap zucht Peter opgelucht als een lichtstraal door de opening een nieuwe weg creëert naar het onbekende. Hij bukt zich, knijpt zijn linkeroog dicht en kijkt met zijn andere oog door het gat. Als een nieuwsgierig kind doorzoekt hij de lege kamer op zoek naar een spannende ontdekking. Hij fronst zijn wenkbrauwen als hij ziet dat het licht brandt. Zijn linkeroog is gesloten, maar het volgt nauwgezet zijn medekijker. Zweetdruppels lopen langs zijn gezicht, met zijn hand veegt hij het kriebelende gevoel weg. Hij grijpt naar zijn rug, langzaam komt hij weer overeind. Half gebukt loopt hij naar de deur. Voordat hij de deurklink wil beetpakken, laat hij zijn arm weer zakken. Verdorie, wat is hier aan de hand? Flitst er door zijn hoofd. Maar zijn nieuwsgierigheid overmeestert een gedachte die subtiel en gelijktijdig heel direct tegen hem spreekt. Zonder te twijfelen gaat hij naar het gat in de muur. De opening trekt hem als een magneet naar zich toe. Zijn knieën kraken als hij omlaag zakt, zonder te ademen kijkt hij door de mysterieuze ingang. Zijn rechterpupil verwijdt zich, krampachtig probeert hij zich van de muur af te zetten als hij een doorzichtig lichaam zo groot als een basketbalspeler voor zijn ogen ziet verschijnen. Hij wil zijn voeten verplaatsen, maar het lijkt of er een betonblok tegen zijn rug leunt. Hij schreeuwt het uit als hij zijn handen voelt branden. Een fel licht doorboort de opening, het wordt zwart voor zijn ogen. Zijn armen beginnen te trillen, hij merkt dat zijn lichaam slapper wordt. Vlak voordat de zwaartekracht hem bij zijn kraag wil grijpen, duwt hij met zijn laatste krachten tegen de muur. Het onzichtbare betonblok achter hem verdwijnt opeens. Zijn gevoelloze benen wankelen, zijn armen tasten in het luchtledige. Hij struikelt over een gereedschapskist en valt achterover. Een rode plas verspreidt zich over de vloerbedekking.
Ik heb het verhaal
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Hoi Anke, griezelig dat
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Fief schreef: Ik heb het
Lid sinds
7 jaarRol
mw.Marie schreef: Hoi Anke,
Lid sinds
7 jaarRol
Sommige zinnen maken het
Lid sinds
6 jaar 11 maandenRol
Tilma schreef: Sommige zinnen
Lid sinds
7 jaarRol
Hoi Anke, een bijzonder
Lid sinds
13 jaar 8 maandenRol
Hoi Anke, mooi zintuiglijk
Lid sinds
18 jaar 2 maandenRol
edwinchantalenquinten
Lid sinds
7 jaarRol
Schrijfcoach Odile Schmidt
Lid sinds
7 jaarRol