opdracht#258 - kuststadje
Er was eens een kuststadje waar op een zonnige zomerdag iets heel speciaals gebeurde. De badgasten waren gekomen, in grote getalen. Met de tram, met de fiets, met de auto of te voet. Gepakt en gezakt. De zee liet zijn golfjes rustig uitlopen op het brede strand, de meeuwen cirkelden krijsend rond en de duinen gaven beschutting tegen een kleine bries. Iedereen vond een goed plekje en genoot van het dagje-aan-zee.
Plotseling viel er een stilte. De meeuwen hadden zich op de pier genesteld. Hun gekrijs was verstomd. De kinderen hielden op met joelen en putten graven en de volwassenen zaten met open mond.
Mens en dier staarden met grote ogen naar de zee waarin een vreemd voorwerp dobberde. Een goudkleurige kubus naderde het strand. Het voorwerp leek nog het meest op een grote dobbelsteen. Eenmaal op het droge beland, kwam er een trapje uit waarop enkele personen naar buiten klauterden. Een man en vrouw en drie kinderen. De man en vrouw droegen een strandstoel en de kinderen hadden emmertjes en schepjes bij. Rustig kwam het gezin over het strand naderbij gewandeld. Glimlachend knikten ze goedendag naar de mensenmassa die versteend toekeek. Na enkele minuten kwam er beweging in het volk. Eerbiedig deed men een stapje naar achteren. Als vanzelfsprekend verscheen er een lege cirkel in het zand waar de bezoekers plaats in konden nemen. De man en vrouw gingen hand in hand in hun strandstoel zitten; de kinderen begonnen druk te graven. Het leek een doodgewoon doorsnee gezinnetje dat van hun dagje-aan-zee kwam genieten.
De goudkleurige dobbelsteen verdween onder de golven.
Met de komst van het gezin was er een rust over het strand gekomen. De transistors hadden hun lawaaierige muziek stopgezet. De badgasten spraken op normale toon en de kinderen schreeuwden niet.
De burgemeester van het stadje die daar toevallig ook in het zonnetje zat, zag rond zich vele vragende gezichten.Ze verwachtten duidelijk actie van hun burgervader. Hoewel niet helemaal op z'n gemak liep hij behoedzaam de cirkel in.
De man stond op uit zijn strandstoel.
“Goedendag. Wees maar niet bang”, zei hij beleefd, “vanavond vertrekken we. Onze Aqui komt ons weer ophalen. Excuseer dat wij U storen. Maar ons gezin had zo'n zin in een dagje zon en strand. Op onze planeet kennen we dat niet meer. Alles is volgebouwd. Onze zee is één grote vuilnisbelt. We moeten 7 dagen op 7 werken. Vakantie is uitgesloten. De lucht is zo bezoedeld dat we niet meer in de natuur kunnen wandelen. De kinderen kunnen niet meer buiten spelen. Ze zitten altijd binnen. Dank U voor Uw begrip.”
De man nam weer plaats in zijn strandstoel en sloot zijn ogen. Hij nam de hand van de vrouw in de zijne en toonde duidelijk geen interesse meer te hebben in een verder gesprek.
Beduusd verliet de burgemeester de cirkel en bracht de dag verder zwijgend door.
Toen de vloed de Aqui liet aanspoelen, en het strand er verlaten bij lag, verdween het gezin in de golven.
Mooi sprookje, inclusief een
Lid sinds
12 jaar 1 maandRol
@Marijcke: je verhaal is
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Hoi Marijcke, Op het eerste
Lid sinds
7 jaarRol
Marijcke, wat een mooi
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Hallo Marijcke, … wat een
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol
Heel mooi, een sprookje met
Lid sinds
7 jaar 9 maandenRol