Afbeelding

Twee vrouwen praten

Christina Morillo via Pexels

Taalgebruik in dialoog: wie praat er eigenlijk?

Praten doen we allemaal, mens en personage. En iedereen heeft zo zijn eigen spreekstijl. Bij mensen kan dat al opvallen. Bij personages kan het gebruik van een slimme eigen stem een verhaal op zichzelf vertellen.

Liefje of schatje, de vent en dames en heren

Het kunnen aanspreekvormen, koosnaampjes of gewone woorden zijn, maar we hebben allemaal een bepaalde voorkeur voor woorden.
Vind je het fijn om ‘schatje’ genoemd te worden, maar is ‘liefje’ je te klef? Iemand anders denkt precies het tegenovergestelde. En zo kan ‘vent’ het perfecte woord zijn om stoere mannelijkheid te benadrukken. De ander ziet het als een belediging, omdat die dat eerder vindt klinken als ‘slijmerige gladjakker’.

Zo zijn er ook nog woorden die als vanzelf al iets aangeven. Noem iemand een dame of een heer en je weet dat het van respect betuigt, of dat het om iemand in welgestelde kringen gaat. Zo iemand noem je nooit een gozer of een griet.

Bedenk eens of en waarom je personage zo voorkeuren voor een bepaald taalgebruik of woorden heeft en waarom. Wisselt het ook met taalgebruik aan de hand van de setting? Of is het zo authentiek of asociaal dat het ook ‘effe’ zegt als de koning voor de neus staat? Roept het een vriend met ‘Gast!’ ‘Maat!’ of de voornaam?

Kijk zo naar woordgebruik en de kans is al kleiner dat al je personages (letterlijk) hetzelfde klinken.

Waarom praat je personage (terug)?

Vroeg of laat gaan je gedachten afdwalen of probeer je het gesprek te eindigen als een gesprek saai is. Dat zou je personage ook moeten doen als de dialoog saai wordt…
 Zorg ervoor dat je personage een reden heeft om te luisteren en/of terug te praten. Dat hoeft niet meteen een stuitende reden te zijn.  Je personage kan ook een ander argument willen geven in een discussie, of het gesprekonderwerp of de gesprekspartner prettig vinden.  
Stel dat de gesprekspartner over een pretparkbezoek vertelt. Redenen voor je personage om te blijven luisteren zijn bijvoorbeeld: willen weten of dat park een bezoek waard is, interesse in het leven van de gesprekspartner of interesse tonen als versiertruc. Maar je personage kan precies datzelfde onderwerp met dezelfde partner vreselijk vinden, omdat de gesprekspartner alleen maar over de eigen belevenissen praat, dat pretparkverhaal al honderd keer is langsgekomen, of omdat je personage een deadline heeft en jolige Pardoes van de Efteling nu geen plaats heeft in de emotionele toestand van stress.

Hoe dan ook heeft die reden in het hier en nu van je held invloed op wat die zegt, hoe die het zegt en waarom het gesprek al dan niet langer doorgaat. Gebruik dat om een dialoog sfeer te geven. Het is het verschil tussen:
“Ik verheug me erop om morgen de blije snoetjes van mijn eigen kleinkinderen in de Efteling te zien. Weer een oma-doel bereikt!” Of: “Morgen naar de Efteling? Whatever.” Allebei is het een ja op de vraag of iemand morgen naar de Efteling gaat, maar met een wereld aan verschil van beleving en manier van uiten.

Kijk altijd wat er nog meer schuilgaat achter de letterlijk gesproken teksten. Zo kunnen dialogen erg waardevolle show don’t tells zijn. Over de geschiedenis van je personage, de setting van een scène, wat er komen gaat, wat geweest is…
Je kan in een dialoog zo enkel de sfeer van het moment weergeven, maar ook een compleet verhaalthema uitdiepen. Als je de dialoog gebruikt voor meer dan alleen ‘praten’, heb je een schat aan mogelijkheden te pakken om je verhaal kleur en vaart te geven.

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de Ondernemersschool. Als manuscriptredactrice en schrijfcoach helpt ze schrijvers het beste uit hun werk te halen