Afbeelding
Pixabay
Pixabay
Wie vertelt je verhaal? In fictie is degene die een verhaal vertelt de verteller. Deze wordt ook wel de vertelinstantie genoemd. Er zijn acht verschillende van deze vertelinstanties.
De protagonist. Het hoofdpersonage vertelt zelf het verhaal. Degene waar het verhaal om draait is ook de verteller. In het Engels heet dit: de hero-narrator. Voorbeeld: The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, waarin de puber Haulden Caulfield zijn eigen beleefde avonturen vertelt. “Als u het werkelijk allemaal wilt horen, zult u waarschijnlijk eerst willen weten waar ik geboren ben en wat een rotjeugd ik heb gehad, en wat mijn ouwelui deden voor ze mij kregen en al dat soort Merijntje Gijzen gedoe meer, maar ik heb geen zin erop in te gaan”. Of Hersenschimmen van J. Bernlef waarin hoofdpersoon Maarten alles vertelt - wat des te indringender is, omdat Maarten langzaam dementeert. “Het lijkt wel of mijn hoofd lek is, of mijn besef van de wereld met het uur minder wordt.”
Iemand in het verhaal observeert de hoofdpersoon en al zijn gedragingen en doet daar verslag van. Voorbeeld: The Great Gatsby van F. Scott Fitzgerald. Hoofdpersoon Jay Gatsby wordt gadegeslagen door de verteller, Nick Carraway, die gefascineerd is door de flamboyante miljonair.
Iemand met een eigen stem en een eigen mening vertelt het verhaal, maar neemt er niet aan deel. Voorbeeld: de verteller in de Harry Potter-reeks en in Milton's Paradiso Lost. Of Mark Twain's verhaal The Notorious Jumping Frog of Calaveras County.
Zonder omwegen en maskers vertelt de schrijver van het boek zijn eigen verhaal. In veel nonfictie is dit gebruikelijk (vanzelfsprekend in autobiografie), in fictie is het vaak een verteltrucje. Voorbeeld: Herman Brusselmans, die in al zijn boeken schrijft over Herman Brusselmans. Ook Conny Palmen speelt vaak met deze vertelinstantie, onder andere in IM. Soms betekent het dat de auteur eerst zichzelf ‘verzint’, oftewel een schrijversidentiteit verzint die nét iets anders is dan de gewone identiteit.
Bij deze vertelinstantie wordt het spel helemaal ten volle gespeeld. De verteller lijkt een schrijver te zijn, zelfs dé schrijver, maar dat doet hij alleen omwille van het effect. Het is een fictionele schrijver. Voorbeeld is Philip Roth’s Zuckerman - een schrijver die enigszins op Roth lijkt, maar ook weer niet, om enkele romans te kunnen schrijven, vanuit het perspectief van een schrijver. Ook John Irving speelt hiermee (T.S. Garp in The World According to Garp) en Kurt Vonnegut’s Breakfast of Champions. Voordeel van een (valse) schrijver is dat je ook het schrijven zelf, het schrijfproces en de positie en cultuur van de schrijver kunt gebruiken, bij het vertellen van het verhaal.
Een andere soort valse auteur. Het boek wordt gepresenteerd als een bijna-objectief verslag: een oud geschiedenisverhaal, een journalistiek verslag of de zogenaamde notulen van een rechtbank. Renate Dorrestein past dit enigszins toe in haar roman De leesclub. En ook in Heinrich Bölls Einde van een dienstreis wordt hiervan gebruik gemaakt. Voordeel is dat een dergelijk verslag ‘echter’ en ‘authentieker’ lijkt, en niet lijkt te kunnen liegen.
Soms werkt een verteller bijna als een camera met geluidsopname-apparatuur: technisch, objectief en zelf nauwelijks aanwezig lijkt hij de gebeurtenissen te registreren. Renate Dorrestein gebruikt deze techniek in het boek Buitenstaanders. Ook in de meeste boeken van Cormac McCarthy (All the Pretty Horses, No Country for Old Men) is de vertelinstantie nauwelijks te duiden: hij bekijkt alles van buiten, kent niet de gedachten van de mensen, registreert alleen maar. Voordeel hiervan is dat de lezer zélf moet bedenken waarom de personages de dingen doen, die ze doen. De verteller zelf vult niets in, maakt geen waardeoordelen, suggereert geen gevoelens, trekt geen conclusies, heeft geen uitgesproken stem.
Wordt ook vaak het ‘wisselend vertelperspectief’ genoemd. Het vertelperspectief wisselt steeds. Meerdere personages of stemmen vertellen het verhaal. Beroemde voorbeelden zijn De Metsiers van Hugo Claus, waarin een dramatische gebeurtenis in een Vlaamse boerendorp door verschillende personages wordt verteld. Claus had de techniek op zijn beurt van William Faulkner geleerd, die in zijn roman As I Lay Dying de techniek perfectioneerde. Deze techniek wordt soms te makkelijk gebruikt, en leidt dan tot excessen waarbij de lezer nauwelijks meer weet, wie er aan het woord is - en waarom. Alleen als je een belangrijke gebeurtenis via verschillende blikken wilt laten zien, kun je goed met dit vertelperspectief werken. Voor lezers is het vaak te lastig: het doorbreekt de ‘fictionele droom’.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Abonnees profiteren van extra voordelen.