Afbeelding

Twee mensen staan te praten

Foto: Pexels

5 tips voor het gebruiken van show, don’t tell bij dialoog

Of we nu een boek lezen of een film kijken, we worden allemaal gek als complete verhaallijnen aan ons worden uitgelegd alsof we het niet snappen. Daarom is het belangrijk om in je verhaal gebruik te maken van show, don’t tell: laat het zien in plaats van het te vertellen. Maar hoe pak je dat aan in dialogen? 

Waarom show, don’t tell belangrijk is

Show, don’t tell is essentieel voor de betrokkenheid van de lezer. Het creëert immers spanning en emotie. Als je alles blootlegt zonder mysterie of diepgang, verliest het verhaal zijn aantrekkingskracht en wordt het minder spannend om verder te lezen. Het geeft de lezer ook het gevoel dat ze serieus worden genomen. Hij of zij moet als het ware op onderzoek uit om eigen conclusies te trekken.

Tip 1: Laat emoties blijken uit gedrag, niet uit uitleg

Wanneer je emoties benoemt, vertel je de lezer wat hij of zij moet voelen. Het blijft plat en afstandelijk. Door emoties te tonen in stem, gebaren en kleine details, laat je lezers zelf de conclusie trekken. Dat maakt de scène levendiger, menselijker en geloofwaardiger. Bovendien geeft gedrag vaak meer nuance. Iemand kan sarcastisch boos zijn, beheerst boos, of juist op ontploffen staan, iets wat één woord als boos nooit kan laten weten aan de lezer.

Voorbeeld
Tell: “Ik ben zo boos op je!” zei Anna.
Show: “Serieus?” Anna’s stem sloeg over. “Jij dacht dat dat slim was?” Ze sloeg de kastdeur zo hard dicht dat de glazen trilden.

Tip 2: Gebruik subtekst

Subtekst maakt een scène spannender, omdat de lezer tussen de regels door moet lezen. Ook kan je het gebruiken om te werken naar een climax. Mensen zeggen zelden aan het begin van een gesprek wat ze voelen, zeker niet in conflictsituaties. Door de emotie te verhullen in sarcasme, stilte of een suggestieve vraag, voelt dialoog natuurlijker aan. De lezer voelt de spanning, in plaats van dat die wordt uitgelegd. Dit vergroot betrokkenheid, omdat lezers actief gaan interpreteren en zelf verbanden leggen.

Voorbeeld
Tell: “Ik ben teleurgesteld dat je gelogen hebt,” zei Mark. “Je kan wel een duur horloge kopen, maar mij niet terugbetalen!”
Show: “Mooi horloge,” zei Mark terwijl hij naar de tafel staarde. “Heb je dat… gekocht?”
“Ja, maar wel met tien procent korting! ”
“Hm. Grappig. Je zei dat je geen geld had.”

Tip 3: Combineer actie met dialoog

Acties zijn visuele signalen van emoties. Door ze te combineren met dialoog ontstaat een beeld dat lezers kunnen zien in plaats van alleen lezen. Dit geeft meer beleving. Breek de dialoog op en voorkom een saaie opeenstapeling van woorden. Het ritme wordt dynamischer en personages komen meer tot leven.

Voorbeeld
Tell: “Ik ben nerveus,” zei hij, terwijl hij zijn speech begon.
Show: “Ehm… dames en heren…” Zijn vingers rommelden aan het papiertje, dat steeds slapper werd door het zweet.

Tip 4: Geef personages een eigen spreekstijl

Als elk personage dezelfde stem heeft, woorden op dezelfde manier kiest, klinkt het niet realistisch. Een eigen spreekstijl laat karakter zien zonder dat je het uitlegt. De lezer hoort wie slim, impulsief, arrogant of voorzichtig is puur aan hoe ze praten. Spreekstijl kan achtergrond, opleiding, stemming en zelfs moreel kompas onthullen, waardoor uitleg overbodig wordt. Bovendien maakt dit dialogen herkenbaar en levendig, je kunt bijna horen wie er praat.

Voorbeeld
Show: De jongen trekt zijn capuchon verder over zijn hoofd en tikt nerveus op tafel.
“Gast… raak dat ding niet aan. Straks knalt het.”
De professor zet zijn bril recht, handen op de rug, ogen op het apparaat.
“Wellicht beter het met rust te laten.”

Tip 5: Laat je personages zichzelf onthullen zonder hun eigen verhaal uit te leggen

De meest voorkomende valkuil bij het schrijven. Een personage die alles uitlegt, voelt onnatuurlijk en als een cliché. Het haalt de spanning uit de scène. Door motivatie, familiebanden of trauma door te laten schemeren in losse opmerkingen, krijgt de personage meer diepte. Lezers begrijpen ze beter, maar moeten zelf de puzzel leggen. Dit maakt de personage geloofwaardiger, omdat hij niet simpelweg vertelt wie hij is en wat hij gaat doen, maar laat zien wie hij is. De tegenspeler én de lezer ontdekken de drijfveren gaandeweg.

Voorbeeld
Tell: “Hoi zus, heb jij onze moeder al gefeliciteerd?” vraagt Sascha.
Show: “Hoi Laura, heb je mama nou al gefeliciteerd?” vraagt Sascha. 
“Ehm, ja natuurlijk!” roept Laura. Ze pakt met vliegensvlug haar telefoon en opent met zwetende handen de berichtenapp.