Test jezelf: is het hen of hun?

Het is een van de lastigste kwesties in onze taal: wanneer gebruik je hen en wanneer hun? Weet jij het altijd? Doe de Van Dale-test.

  1. Ik geef hen/hun een boek.
  2. Ik heb hen/hun vorige week nog gezien.
  3. Ik heb de sleutel toch aan hen/hun gegeven?
  4. Ze verbood hen/hun weg te gaan.
  5. Hij schoot hen/hun te hulp.
  6. Het was hen/hun te veel moeite.
  7. Dat kwam hen/hun goed van pas.
  8. Het stelde hen/hun in staat om mee te doen.
  9. Ik stuur hen/hun het contract
  10. Dankzij hen/hun zitten we hier nu.

Oplossing

1 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
2 hen - het is hier lijdend voorwerp
3 hen - na een voorzetsel (aan) gebruik je hen
4 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
5 hen - het is hier lijdend voorwerp.
6 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘voor’ bij denken)
7 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘voor’ bij denken)
8 hen - het is hier lijdend voorwerp.
9 hun - het is hier meewerkend voorwerp (je kunt er ‘aan’ bij denken)
10 hen - na een voorzetsel (dankzij) gebruik je hen

24/7 Antwoord op je taalvraag

Log in op Dikke Van Dale Online en/of Hedendaags Nederlands en krijg binnen no time het juiste antwoord op je taalvraag. Je vindt de betekenis van elk woord in het Nederlands, de juiste spelling, morfologie en (hoorbare!) uitspraak. Ook heb je automatisch toegang tot Synoniemen Online en de Van Dale App voor mobiel en tablet.

Altijd en overal je onlinewoordenboek bij de hand!

Techniek

Dossier