Nooit meer fouten maken met flashbacks - tips van René Appel

Wanneer en hoe gebruik je flashbacks? Wat is het verschil tussen een interne en een externe flashback? En in welke tijd zet je ze? Een minicursus flashbacks schrijven door René Appel.


Volgens de Grote van Dale is een flashback een ‘passage waarin wordt teruggegrepen op een vroegere episode of gebeurtenis’. In veel romans, vooral die waarin het verleden een grote rol speelt, komen flashbacks voor.

Flashbacks kunnen ‘extern’ of ‘intern’ zijn. Een roman beslaat een bepaalde tijdspanne, van T1 tot T2, ‘het heden’. Als de flashback vóór T1 ligt, in ‘het verleden’, is er sprake van een externe flashback. In een interne flashback ligt de beschreven scène tussen T1 en T2 en dus qua tijd niet ‘buiten’ het verhaal, maar daarbinnen.

Functies

In de eerste plaats gebruikt een schrijver met name externe flashbacks om informatie te geven. De lezer leert, vaak in kort bestek, iets over de achtergrond van de personages, hun verleden, hun onderlinge relatie, hun drijfveren, enzovoort. Dit valt goed te illustreren met een fragment uit Tikkop van Adriaan van Dis, een roman over een Nederlandse man, genaamd Mulder. Die gaat terug naar Zuid-Afrika, een land dat hij, voordat er een eind aan het apartheidsregime kwam, al eerder heeft bezocht, met speciale bedoelingen. Stukje bij beetje wordt via flashbacks daarover meer duidelijk.

In Tikkop gaat het om het naar boven halen van een belangrijke kwestie, die de kern van de roman raakt.

Soms geeft een flashback informatie over een klein raadsel of een kleine onduidelijkheid, zoals in het volgende voorbeeld uit Zuiverheid van Jonathan Franzen. Hoofdpersoon Pip Tyler telefoneert met haar moeder en vraagt haar hoe ze haar ‘niet-verjaardag’ wil vieren. Een niet-verjaardag denkt de lezer, wat zou dat zijn? Ongeveer anderhalve pagina verder denkt Pip na over de relatie met haar moeder en krijgt de lezer een antwoord op zijn vraag. Haar moeder heeft namelijk gezegd dat ze geen verjaardag had, ‘maar Pip was net zo lang blijven drammen tot ze afspraken om met taart de zomerzonnewende te vieren, die ze dan voortaan moeders niet-verjaardag zouden noemen.’

Een interne flashback kan ook worden gebruikt om een cliffhanger ‘op te lossen’. Eerder in het verhaal doet zich een spannende gebeurtenis voor, maar de schrijver breekt de beschrijving daarvan af. Het verhaal loopt door en na een of meer tussenscènes wordt de afloop van de gebeurtenis verteld. Het volgende voorbeeld is afkomstig uit mijn thriller Zinloos geweld. Er vindt een heftige confrontatie plaats tussen Martin Hogeveen en Felix Nieberg, verteld vanuit het perspectief van Felix, met als laatste zin: ‘Felix lachte. Hij bleef lachen tot de pijn te hevig werd.’ Na enkele scènes, verteld vanuit het perspectief van andere personages, wordt in een flashback vanuit Martin duidelijk wat er verder is gebeurd, beginnende met: ‘Op dat moment was alles teruggekomen: het slepen met het lichaam, de tocht naar de spoortunnel, het lichaam dat hij daar had achtergelaten. Lijk, niet zomaar een lichaam, maar een lijk.’

Het bovenstaande voorbeeld illustreert meteen een volgende functie van een interne flashback: die zorgt voor dynamiek en versnelt het verhaal. In dit geval wordt in één zin verteld dat Felix is vermoord en wat Martin met zijn lijk heeft gedaan.

Het begin en eind van een flashback

Een flashback wordt als het ware vaak aangekondigd; er is een stimulus die een herinnering naar de oppervlakte brengt. Een flashback volgt niet altijd direct op het aanknopingspunt. Bijvoorbeeld in Tikkop praat Mulder met een man die hij ‘Maaierman’ noemt: ‘“ta, ta, ta,” mitrailleerde Maaierman met volle mond.’ Pas zo’n twintig regels plus een regel wit later volgt de hiermee verbonden flashback: ‘De knallen kwamen terug, de sensatie van een schot en de geur van kruitdamp in de bossen achter Saint-Cloud.’

In de volgende passage uit Het kind in de tijd gebruikt Ian McEwan de tweede manier om een flashback te introduceren: ‘De laatste tijd werd hij, als het heet was, bij het ruiken en voelen van zijn eigen huid aan zijn jeugd als enig kind in warme landen herinnerd (cursivering van mij, RA) – aan transpiratie en de doordringende zoete geur van mango’s (…).’

Frases in de trant van ‘ik moest plotseling denken aan…’, ‘het riep bij X het beeld op van die keer dat…’ en ‘het schoot door haar heen dat ze vorige week nog…’ worden vaak gebruikt als introductie tot een flashback.

Tijdsaanduidingen, het derde type, kunnen ook een flashback markeren. De volgende woorden of zinswendingen zijn vaak een signaal dat er een flashback begint. ‘Gisteren had ik nog…’, ‘Toen zij net met haar studie was begonnen, wist ze niet…’ of ‘Jaren eerder had hij geprobeerd om…’.

Vaak gebruikt een schrijver een combinatie van stimuli, zoals in het bovenstaande citaat uit Het kind in de tijd. Er is sprake van een aanknopingspunt (de hitte) en ‘zich herinneren’.

Dan zijn er, ten slotte, ook flashbacks die zomaar beginnen, zonder enige introductie. Het lijkt erop dat interne flashbacks eerder dan externe flashbacks zonder aankondiging in de tekst kunnen worden opgenomen, terwijl er voor de lezer geen onduidelijkheden ontstaan. Dat is uiteraard ook een gevolg van het feit dat de grammaticale tijd van de flashback over het algemeen anders is dan de grammaticale tijd van het voorgaande, het ‘heden’ van het verhaal. Meestal begint een flashback in de voltooid verleden tijd. Dit geldt zowel voor verhalen die in de onvoltooid tegenwoordige tijd zijn geschreven als voor verhalen in de onvoltooid verleden tijd, verder kortweg ‘tegenwoordige tijd’ en ‘verleden tijd’.

Liefde heeft geen hersens van Mensje van Keulen wordt verteld in de tegenwoordige tijd. De volgende passage is de overgang van ‘heden’ naar ‘verleden’:

Wat moet ik doen, wat kan ik doen?

Ik moet Cristian zien.

Alsof ik mezelf zou kunnen wijsmaken dat ik Irma niet dood in de stoel heb gezien, ik kan nauwelijks aan iets anders denken (…).

Als een verhaal in de verleden tijd wordt verteld, is vaak ook op z’n minst de eerste zin in de voltooid verleden tijd gesteld, zoals in Madame Bovary van Gustave Flaubert: ‘Zij had Paul et Virginie gelezen, dromend van het bamboehutje, de neger Domingo, (…).’

De voltooid verleden tijd zorgt voor een sterke markering van de flashback en maakt dus ook de flashbacks die geen andere duidelijke stimulus hebben zeer zichtbaar. Je zou kunnen zeggen dat, zeker voor flashbacks in boeken die in verleden tijd zijn geschreven, flashbacks volledig in die grammaticale tijd zouden moeten zijn gesteld. Het ‘heden’ van het verhaal staat immers al in de verleden tijd, en de flashback speelt zich ‘vroeger’ af. Het stilistische probleem met die voltooid verleden tijd is echter dat het gebruik daarvan leidt tot weinig fraaie, nogal omslachtige formuleringen: hij heeft de studie geanalyseerd, zij was vertrokken, enzovoort, steeds maar dat saaie hulpwerkwoord van de voltooide tijd.

De praktijk is dan ook dat schrijvers een flashback meestal laten beginnen in de voltooid verleden tijd, maar dan snel overschakelen op de gewone verleden tijd. Soms gaan ze dan weer voor één of enkele zinnen over op de voltooid verleden tijd, alsof ze willen benadrukken dat het hier een flashback betreft, bijvoorbeeld in een fragment uit Bert Wagendorps roman Ventoux. De flashback begint met ‘We hadden een paar dagen eerder ons diploma gekregen.’ Dan komt er nog een zin in de voltooid verleden tijd, vervolgens twee zinnen in de verleden tijd, daarna twee zinnen in de voltooid verleden tijd, waarna de rest van de episode (meer dan twee bladzijden) in de verleden tijd is gesteld.

Om terug te gaan naar ‘het heden’ van het verhaal wordt vaak een regel wit ingelast of het hoofdstuk eindigt met de flashback. Na de regel wit c.q. in het nieuwe hoofdstuk wordt het verhaal in het heden voortgezet. Soms maken schrijvers aan het eind van een flashback duidelijk dat het voorgaande om een scène uit het verleden ging, zoals Van Dis doet met de volgende zinnen: ‘Mulder lachte bij de herinnering. Ineens wist hij het nummer van de Beretta weer: m951.’

Wanneer een verhaal in de tegenwoordige tijd is geschreven, wordt de overgang van ‘verleden’ naar ‘heden’ simpelweg gemarkeerd door van grammaticale tijd te veranderen: van onvoltooid verleden naar onvoltooid tegenwoordige tijd.

Omvang en complexiteit

De omvang van flashbacks kan zeer uiteenlopend zijn, van enkele regels tot meer dan honderd bladzijden. Een fraai voorbeeld van een mini-flashback is te vinden in Komt een paard de kroeg binnen van David Grossman. In deze roman bezoekt de ik-figuur, een voormalige rechter, de voorstelling van een stand-upcomedian, een vroegere vriend van hem. De beschrijving van die voorstelling beslaat het gehele boek. Op een gegeven moment staat er een passage over de reacties van het publiek: ‘Niet ver bij me vandaan haalt een vrouw haar voet uit een smalle schoen en wrijft die tegen de kuit van haar andere been, en voor de derde of vierde keer vanavond voel ik een knoop in mijn maag – de sterke, stevige benen van Tamara – en hoor ik mezelf kreunen op een manier die ik allang vergeten was.’

In dergelijke flashbacks, die over het algemeen niet langer zijn dan enkele pagina’s, gaat het om één scène of gedachte uit het verleden, bij Grossman de herinnering aan de benen van Tamara.

Flashbacks die langer zijn dan enkele pagina’s zijn meestal gecompliceerder: ze worden gekenmerkt door het feit dat er meer flashbacks na elkaar komen. Soms is de een ingebed in de ander, zodat de ‘tijdsvolgorde’ is: verleden – verder verleden – verleden. Vaker is die volgorde: verleden – minder ver verleden, enzovoort. Een voorbeeld met beide types komt uit De buitenvrouw van Joost Zwagerman. Het gaat om hoofdstuk 8, waarin Theo, in het heden leraar op een middelbare school, in de flashback terugkeert naar zijn studententijd. De flashback begint abrupt met de eerste zin van het hoofdstuk: ‘Theo woonde nog maar pas op kamers en was eerstejaars toen in het voorjaar van 1980 half Amsterdam, of dan toch in ieder geval de helft van de studenten, zich leek voor te bereiden op een volksopstand.’ Ruim drie pagina’s na het begin volgt binnen de flashback een nieuwe flashback, waarin op een verder verleden wordt teruggegrepen: ‘Eerder dat studiejaar was Theo voor het eerst met een meisje naar bed geweest. Elza bleef niet lang zijn vaste vriendin.’ Dan keert de schrijver weer terug naar het verleden uit de oorspronkelijke flashback: ‘Op de dag van de kroning was het al lang uit met Elza, maar dat had hij zijn vader en moeder nog niet verteld.’ Nog geen halve pagina verder wordt er juist een sprong in de tijd vooruit gemaakt, dus richting ‘heden’ van het verhaal: ‘Drie jaar na de kroning kreeg Amsterdam een nieuwe burgemeester. Op de dag dat het nieuws bekend werd, was Theo in Alkmaar en ging hij ’s middags met zijn ouders mee op visite bij opa en oma Stet.’, waarna nog enkele andere flashbacks volgen.

De koning van de gecompliceerde (en bijzonder lange) flashback is misschien wel Karl Ove Knausgård in zijn romancyclus Mijn strijd. In het vierde deel van die cyclus, Nacht, is de 18-jarige hoofdpersoon Karl Ove leerkracht in het dorpje Håfjord. Door overmatig drankgebruik weet hij vaak niet meer wat hij de vorige avond of nacht heeft gedaan. Na een zuippartij eindigt een fragment in het heden met: ‘(…) nu zat er niets anders op dan te wachten tot het lichaam weer opgekrabbeld was en de dag kon beginnen. Ik moest toch nog een verhaal schrijven.’ Na twee regels wit met een scheidingsteken (een *) begint de flashback met: ‘Dergelijke gaten in mijn herinnering, dat ik me alleen maar delen kan herinneren van wat ik had beleefd, had ik al sinds ik voor het eerst dronk. Dat was in de zomer na de middenschool bij de Norway Cup, toen ik bleef lachen, een fundamentele ervaring, (…).’ Deze flashback eindigt pas ruim 180 bladzijden later, na een groot aantal ingebedde flashbacks waarin Knausgård zowel in tijd terug als naar voren springt.

Wie wil oefenen met het schrijven van zowel interne als externe flashbacks, kan dat doen door aan te sluiten op de volgende zinnen, waarmee het vierde hoofdstuk van een (fictieve) roman begint: ‘Hij kwam de collegezaal binnen. Op de voorste rij zat een studente met een knalrode trui aan.’

Over de auteur

René Appel (Hoogkarspel, 1945) behoort al meer dan 25 jaar tot de top van de Nederlandse thrillerauteurs. Hij won De Gouden Strop twee keer – met De derde persoon en Zinloos geweld – en werd talloze malen voor deze prijs genomineerd. In totaal heeft René Appel meer dan een kwart miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht in Nederland en Vlaanderen. Sinds 2003 is hij fulltime schrijver.

Techniek