Afbeelding
cottonbro studio via Pexels
cottonbro studio via Pexels
Bij het maakproces van kinderboeken spelen verschillende partijen een rol, waaronder kinderboekenauteurs. Zij bedenken en schrijven verhalen voor jonge lezers. Hoe kijken zij naar etnisch-culturele diversiteit in kinderboeken en hoe pakken ze het aan?
Edward van de Vendel is schrijver en vertaler van kinder- en jeugdboeken en heeft al meer dan honderd kinderboeken geschreven. Hij heeft veel prijzen gewonnen voor zijn werk, zoals onlangs de Boon voor zijn kinderboek Misjka, een literatuurprijs voor het beste Nederlandstalige kinder- en jeugdboek. Misjka gaat over de vlucht van een gezin dat uit Afghanistan komt. Bij het schrijven is hij bewust bezig met diversiteit, hoewel ‘het boek zelf voorop staat’. Hij heeft verhalen van mensen met een andere achtergrond of mensen die uit een ander land komen altijd al interessanter gevonden dan de Nederlandse binnenshuis verhalen. “Voor Misjka werkte ik samen met een geïnterviewde. Ik wist dat dit mijn kans was om een verhaal te vertellen dat ik niet heb meegemaakt”, zegt hij.
Martine Letterie schrijft al twintig jaar historische kinderboeken, die vaak gebaseerd zijn op waargebeurde verhalen. Naast kinderboekenschrijfster is ze sinds twee jaar voorzitter van IBBY, een wereldwijde organisatie die kinderen met andere culturen in aanraking brengt met kinderboeken. Letterie is ook al langere tijd met diversiteit in kinderboeken bezig, maar wel steeds bewuster. “In mijn laatste kinderboek Kinderen van ver is er bijvoorbeeld een gehandicapt personage. Dat is ook gekomen doordat één van de kinderen die ik voor het boek heb geïnterviewd vertelde over zijn gehandicapte broer. Dan komt zo’n verhaal nog dichterbij”, zegt ze. Kinderen van ver gaat over verhalen van jonge vluchtelingenkinderen die naar Nederland zijn gekomen. “Het boek is ontstaan nadat kinderen aan mij vroegen: ‘Waarom schrijf je niet over mijn oorlog?’ Ze hadden helemaal gelijk, dus dat heb ik gedaan.”
Door het representeren van verschillende achtergronden in verhalen, wil Van de Vendel kinderen laten zien dat je bevriend kan raken met iemand die een hele andere achtergrond heeft. “Echte herkenning gaat over de verschillen heen. Als een kind bijvoorbeeld in een klein dorpje in Ghana als schapenhouder opgroeit en moet zorgen voor een schaap, is dat niet iets wat Nederlandse kinderen meemaken. Alleen de manier waarop hij zich verantwoordelijk voelt voor dat schaap, lijkt wel weer op de manier waarop kinderen hier in Nederland gehecht raken aan een eigen huisdier. Er zijn dus een heleboel dingen die we in elkaar kunnen herkennen en die van hart tot hart worden doorgegeven.”
Letterie hoopt dat kinderen meer bewust worden van de verhalen van hun klasgenoten, want ze merkt dat ze het daar niet over hebben. “De kinderen weten wel van elkaar dat iemand bijvoorbeeld uit Syrië komt, maar ze weten niet wat diegene heeft meegemaakt. Ik denk dat Kinderen van ver een goede aanleiding kan zijn om het erover te hebben met elkaar”, aldus Letterie. Ze heeft het boek samen met de illustratrice gepresenteerd in een boekhandel in de buurt. “Er was een Afghaanse familie van wie ik een van de kinderen had geïnterviewd. Die vader was heel geëmotioneerd en zei: ‘Ik heb zes maanden gelopen om hier te komen. Mensen denken dat ik hier zomaar kom. Het is zo fijn dat je dit geschreven hebt, want daardoor begrijpen mensen ons beter.’ Dat is ook wat ik hoop: dat mensen meer begrip voor elkaar krijgen.”
De kinderboekenauteurs vinden etnisch-culturele diversiteit in kinderboeken dus belangrijk, maar hoe ver zou dat moeten gaan? Volgens Van de Vendel is het van belang dat er gevarieerd wordt in hoe boeken ingekleurd worden qua details, maar uiteindelijk zou het boek moeten gaan over levensvragen. “Ik heb Misjka niet geschreven om iets over mensen in Afghanistan te schrijven, maar omdat ik die mensen ken en zij een bijzonder verhaal hadden meegemaakt. Ik krijg nu vaak reacties van mensen dat ze het bijzonder vinden dat ze op deze manier kinderen kennis kunnen laten maken met vluchtelingen. Dat vind ik fijn, maar dat was nooit het eerste plan.” Volgens hem moet je op zoek gaan naar een verhaal dat op zichzelf spannend, grappig of ontroerend is. “Ik vind het wel mooi als er iets maatschappelijks in zit, maar de boodschap moet er niet bovenop liggen.”
Letterie vindt ook dat verhalen niet moeten gaan over etnisch-culturele diversiteit. “Het moet niet opgelegd worden, maar op een vanzelfsprekende manier aanwezig zijn. Soms vind ik nog weleens verhalen waarin je ziet dat mensen erg hun best doen, maar het daardoor heel nadrukkelijk aanwezig is. Dat heeft juist een negatief effect.”
Naast de vraag welke rol de etnisch-culturele diversiteit zou moeten spelen in verhalen, is er nog een andere belangrijke kwestie: Welke schrijver mag welk verhaal vertellen? Van de Vendel geeft een voorbeeld. Zijn komende kinderboek Levi’s nieuwe liedje gaat over een jongetje dat op de kleuterschool zit en een nieuw liedje leert over een prinsesje. In zijn klas mogen ze één voor één het liedje uitbeelden. De juf vraagt aan hem of hij het prinsesje wil zijn, maar hij blokkeert omdat hij denkt dat hij dat nooit kan zijn. Daarna hij vlucht naar zijn oma en zij laat hem zien dat je alles kan zijn in je verbeelding.
Van de Vendel: “Zowel de tekenares als mij leek het mooi om de hoofdpersoon een donker jongetje te laten zijn, want meestal zijn hoofdpersonen wit. Toen sprak ik met auteurs en uitgevers van kleur, waarvan een aantal zeiden dat ik dat juist niet moet doen. Ik was even verbaasd. Ik dacht dat het juist goed was dat er meer personages van kleur zijn.” Zij vertelden hem dat als je een verhaal gaat schrijven over een zwart jongetje dat moeite heeft met zijn mannelijke rol, het net lijkt alsof je als witte maker commentaar geeft op hoe zwarte kinderen denken over mannelijkheid. “Dat was helemaal niet mijn bedoeling, maar ik vond wel dat ze gelijk hadden.” Van de Vendel heeft er dus een wit personage van gemaakt. “Het lijkt raar dat je minder diversiteit gaat gebruiken, maar het is niet mijn verhaal om het op deze manier te vertellen.”
Hoe zou je het dan wel moeten aanpakken? Volgens Van de Vendel kan je daar verschillende kanten mee opgaan. Je kan bijvoorbeeld onderwerpen kiezen die erg met je eigen leven te maken hebben of veel onderzoek doen en je verhaal veel laten lezen. Hij kiest vaak voor een derde alternatief: je schrijft een boek op basis van interviews met iemand van een andere cultuur, die zelf geen schrijver is. Van de Vendel: “Het boek over de vlucht uit Afghanistan heb ik met Anoush Elman geschreven. Daarvoor heb ik hem zeker vijftig keer gesproken.” Hij vindt het daarbij wel van belang dat je beide namen op het boek zet en het voor lezers duidelijk maakt dat het een authentiek verhaal is. Letterie gaat ook veel in gesprek met anderen en doet uitgebreid onderzoek. “Ik heb bijvoorbeeld een directeur van een basisschool gesproken waar ze 27 nationaliteiten op school hadden. Zij heeft me op veel dingen gewezen voor het boek. Je moet namelijk wel weten waar je het over hebt.”
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!