#272 - Waar het verstand niet bij kan
Alle plaatsjes uit zijn jeugd lijken kleiner wanneer hij ze veertig jaar later terugziet. Hij heeft ondertussen bredere lanen gezien, hogere torens, indrukwekkendere bruggen. Hij weet niet wat hem deed beslissen zo’n lange omweg te maken om zo'n godvergeten stadje te bezoeken. Hij had al een pak dichter bij huis kunnen zijn.
‘Wat heb ik hier verloren?’ vraagt hij zich hardop af.
‘Niets,’ antwoordt zijn verstand.
‘Een stukje van mij,’ antwoordt zijn hart.
‘Nostalgie is aan ons niet besteed,’ zegt zijn verstand, ‘Geef het maar toe: je bent je geboortestad al lang geleden ontgroeid.’
Er loopt een koude rilling over zijn rug wanneer zijn verstand die open deur intrapt.
‘Laten we een wandeling maken,’ zegt hij in een zeldzame bui van toegeeflijkheid, ‘Misschien vinden we dat verloren stukje hart alsnog terug.’
Zijn hart springt op en pompt opgewekt bloed door zijn aderen. Hij krijgt er een kleurtje van.
‘OK dan,’ zegt zijn verstand, ‘maar verwacht er niet te veel van.’
Samen stappen ze langs de ene weg naar het kleine stadscentrum en langs de andere weg terug. Een dik half uur later staat al hij terug bij zijn wagen, op een parking die ooit een parkje was. Alleen een oude beuk en eik herinneren nog aan wat ooit was.
‘Ik voel me als een toerist,’ zegt hij, ‘Er is flink wat veranderd in veertig jaar tijd. Ik weet niet of ik me hier nog thuis zou voelen. De gebouwen die bleven herken ik als kende ik ze uit een oud prentenboek.’
‘Zie je wel,’ zegt zijn verstand, ‘Je had hier niets meer te zoeken.’
‘En toch, als we nog even …’ zegt zijn hart, maar het krijgt niet de kans de zin af te maken.
'Het zal nu gauw donker worden,' zegt zijn verstand, 'Het is nog een eind rijden naar huis.'
Voor hij in zijn wagen stapt, luistert hij nog even naar het ruisen van de beuk en de eik die vanuit hun kruin op hem neerkijken.
‘Heb je hem herkend?’ fluistert Beuk.
‘Hoe zou ik hem kunnen vergeten?’ zegt Eik, ‘Zijn initialen staan in mijn huid gekerfd.’
‘Hij is kleiner dan ik me hem herinner,’ zegt Beuk.
‘Dat lijkt alleen maar zo,’ zegt Eik, ‘Wij zijn allemaal gegroeid, maar wij meer dan hij.’
‘Ik herinner me zijn liefje nog. Het was een mooi meisje.’
‘En nu is het een mooie vrouw,’ zegt Eik, ‘Ze woont hier net om de hoek.’
‘Waarom zou hij haar geen bezoekje gebracht hebben?’ vraagt Beuk.
‘Hij is haar vast vergeten,’ antwoordt Eik.
‘Maar zij hem niet,’ fluistert Beuk.
‘Zij hem niet,’ zegt Eik, ‘Ze komt nog af en toe kijken naar hun initialen op mijn stam, mijmerend over wat had kunnen zijn.’
‘Draagt ze nog altijd een stukje van zijn hart in dat van haar?’ vraagt Beuk.
‘Ja,’ antwoordt Eik, ‘maar daar kan hij met zijn verstand niet bij.’
Mooi Bruno, ik ben er stil
Lid sinds
5 jaar 6 maandenRol
Ja, gewoonweg prachtig.
Lid sinds
13 jaar 8 maandenRol
Fief schreef: Mooi Bruno, ik
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
Mooi geschreven Bruno! Het
Lid sinds
6 jaar 11 maandenRol
Bruno Lowagie schreef: Ik heb
Lid sinds
10 jaar 7 maandenRol
schrijvenmaar schreef: je
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
Lekker gepast weemoedig. En
Lid sinds
8 jaarRol
Kruidnagel schreef: die bomen
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
Fascinerend stukje. Ik had
Lid sinds
5 jaar 1 maandRol
Bruno, jij als geen ander
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Bruno Lowagie schreef:
Lid sinds
10 jaar 7 maandenRol