#259 De kamer
Annemiek maakt al zeker een uur met haar vinger kleine rondjes op de spijl van het bed. Mijn zus heeft nooit goed stil kunnen zitten. Theo kijkt afwisselend naar de klok en naar zijn handen, gevouwen op zijn schoot. Alsof hij de tijd wil controleren, die langzamer lijkt te gaan dan de wetten van fysica voorschrijven. Misschien is hier geen tijd. Mijn been is gaan slapen door deze te lang vastgehouden houding, maar ik voel het niet. Praten doen we niet, niet met elkaar. Er is al jaren stilte, maar de stilte van vandaag is anders.
Het onmiskenbare geluid van een merel trekt mijn aandacht. Hij is lastig te vinden, verborgen in de imposante krulwilg achter het raam. De zon verlicht het voorste deel van de tuin en weerkaatst in de grote vijver, waar een waterhoen – of was het toch een meerkoet? - zijn kuikens de lente laat zien.
Buiten de kamer is er rumoer. Gekuch, soms een kreet van verwarring. De televisie die nét iets te luid vertelt over de watersnoodramp. Andere tijden. De geur van net iets te lang gekookte aardappelen vult de ruimte. Het gerinkel van bestek en servies bevestigt het verstrijken van minstens twee uur. Avondeten. De enkele deur tussen hier en daar houdt de gesprekken niet tegen. ‘Ik eet niet hier hoor, mijn moeder komt zo!’ ‘Ach Kaatje, we hadden net zo op je gerekend met het eten. Probeer anders alleen een aardappel? Er zijn ook boontjes, die lekkere van de groenteman!’ Er klinkt geroezemoes en gezelligheid.
Er is niets van dat alles hier. Hier is alleen de bijna onhoorbare adem van mijn vader. In deze ruimte is enkel stilte. De inrichting van de kamer is bedoeld als troost, bescherming, als brug naar het verleden. Een schilderij van een willekeurige molen aan de muur. De grote antieke tafelklok dient als rekwisiet. Op het kleine tafeltje bij het bed ligt de leesbril, zijn taak vervuld. Gelezen wordt er niet meer. Naast de leesbril een foto van de huwelijksdag, bijna 60 jaar geleden. Op het plaatje een knappe man om te zien. Zijn gebit ligt er in schril contrast bij.
Samen zitten we om hem heen. Kijken naar hem, naar buiten, naar de grond. Niet naar elkaar.
Zijn magere borst komt met moeite nog omhoog. De pauzes worden langer.
De rimpels rond zijn ogen, de lijnen rond zijn mond, zijn de stille vertellers van zijn levensverhaal.
En zo neemt zijn laatste adem het laatste restje verbondenheid mee naar het verleden. Tijd om los te laten.
Sfeervol beschreven vanuit de
Lid sinds
8 jaar 2 maandenRol
Spraakwater, … alweer zo'n
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol
Dank, Kruidnagel en Riny!
Lid sinds
5 jaar 3 maandenRol
Spraakwater, Je schept zeker
Lid sinds
11 jaar 9 maandenRol
janpmeijers
Lid sinds
5 jaar 3 maandenRol