# 53 Nu zij vrij is (gedicht @ # 22)
Op schrale wangen zijn haar tranen verzilt. In de schelpen luistert ze naar het ruisen van haar bestaan, terwijl haar blik langs hoop en vervlogen gemetsel dwaalt. In een cirkel, die geen barsten kreunt. Loepzuiver zwijgt.
Als in gebeten vel verdoezelde honger, zo hangen haar botten daar.
Door traag overleven opgewaaid stof, dansen luchtbellen.
Waar de jeugdige glans van geloof de fictie van een corrupte regering nog leest,
daar zweven ze.
Over de doffe ogen van de ervaring die ondanks het goud de beloftes niet meer telt,
daar walsen ze
Op haar puntige lichaam landen, springen, spatten ze. En strooien zout.
En zit zij
Aan het einde van nooit eigen.
Lange nachten gewaakt, maar nog te weinig om de slaap te kunnen vatten.
Het is maar wat uurtjes vliegen.
(Massawa, Eritrea)
Je gedicht en de daarbij
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol
Ik heb je gedicht gelezen en
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol