#272 Doodnormale lieve mensen
Als ik alleen was kroop ik bij jou, mijn koe Marijke. Jij luisterde geduldig naar mijn verhalen. Geen enkele keer deed je me pijn, iets wat ik in mijn latere leven meer dan eens zou voelen.
Je diepe zuchten gaven me rust, zonder dat ik me dat realiseerde. Ach, hoe jong was ik, voor mij lag de wereld open, alleen wist ik dat niet.
Iedere dag was het er een van spel en meehelpen in het dagelijkse boerenleven.
Kuilen graven met mijn broer, water in laten lopen, grote rivieren ontstonden er. Koeienogen keken ons aan vanuit de weilanden. Groene lappen land met slootjes omzoomd, kalfjes op een kleiner stukje weide, altijd in voor een renpartijtje. Hanna, de fjordenpony met haar veulen, we lagen tegen hun flanken, kamden hun vachten totdat ze glansden.
Aardappeltjes schrappen, we zaten onder de modderspetters. Tante veegde ons schoon, handen en armen moesten we wassen tot over de ellenbogen. Nadien moest je naar tante om je onderarmen te laten keuren. Pas als het goed was mochten we spelen.
Uit de groentetuin trokken we wortels en aten ze op. Bessen plukken voor de jam en als we ze opaten: ‘Het is gezond snoep,’ zei tante met een glimlach. Ze zaaide onze namen met tuinkers, die mochten we zelf afknippen. Daarna op een boterham mèt suiker, mmm.
Altijd was het mooi weer, van hittegolven hadden we nog nooit gehoord. Onweer wel, tante liet ons slapen, zodat we niet bang zouden worden voor onweer. Later vertelde tante dat zij beneden aan de trap stond om als de bliksem insloeg, ons direct uit bed te halen. Oom stond bij de grote staldeuren, om in nood die te openen en de koeien naar buiten te jagen, mijn Marijke was een van hen.
Friksel, de zwartbonte hond, die grommend met ontblote tanden snel in het rond draaide om in zijn te korte staart trachtte te bijten. Als hij moest hoesten, kreeg hij een dropje en wij ook, uit het trommeltje met de bloemetjes uit de servieskast. Friksel wilde buiten altijd spelen, we gooiden met takken, hij kreeg er nooit genoeg van.
In de winter zaten we om de kachel, die op een houten verhoging stond, de warmte straalde, nooit had je het koud. Tante maakte het kachelruitje iedere morgen schoon met koude theebladeren: ‘Anders kunnen we de vlammetjes niet zien,’ zei ze.
Er was een heel groot grasveld, waar we in de zomer buitenzaten, wij op een deken en de ‘groten’ op klapstoelen. Heel veel bloemen stonden er, maar daar mocht je niet zomaar van plukken, dat deed tante zelf voor haar eigen boeketten binnen. Een maal per jaar was er een feest van versierde wagens met paarden of tractoren, daarvoor kwamen buren bloemen halen bij tante.
Veel later hoorden wij dat tante en oom het niet ‘breed’ hadden, maar wat kregen we veel als kinderen: een rijkdom in je levensbagage, van onschatbare waarde besef je pas op oudere leeftijd.
Ja mw. Marie, dit is weer een
Lid sinds
6 jaarRol
Inderdaad heel mooi. Ik ben
Lid sinds
6 jaar 5 maandenRol
Hallo mw.Marie, … wat een
Lid sinds
12 jaarRol
Hoi Marie, wat een mooie
Lid sinds
14 jaar 2 maandenRol
Fief schreef: Ja mw. Marie,
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
Bruno Lowagie
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
Riny schreef: Hallo
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
edwinchantalenquinten
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
mw.Marie schreef: Als ik
Lid sinds
17 jaar 1 maandRol
De zin "Friksel, de
Lid sinds
6 jaarRol
Fief schreef: De zin
Lid sinds
17 jaar 1 maandRol
Willemina schreef: Fief
Lid sinds
6 jaarRol
Hoi Marie, Wat een mooi en
Lid sinds
7 jaar 5 maandenRol
Willemina schreef: mw.Marie
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
Anke Kessels schreef: Hoi
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol
Liefelijk verhaal Marie. Ik
Lid sinds
5 jaar 6 maandenRol
Royolosch schreef: Liefelijk
Lid sinds
9 jaar 1 maandRol