#246 - Strijdtoneel
Ze stuurden me naar jouw huis aan de gracht. Ik moest een trap op om bij je voordeur te komen. Hij sprong onverwachts open. Via de intercom liet je me weten dat ik in de tweede kamer links moest zijn. Boven de speaker zat een camera. Jij kon mij zien. Ik jou niet.
De vloer in de hal was oud. Er liepen scheuren door het marmer. Tegen de wanden lagen stapels kranten en vergeelde tijdschriften. Op een dekenkist stond een monitor met een wit toetsenbord. Waar het marmer van de vloer doorliep in de muur ontdekte ik een fonteintje. Ik draaide aan de koperen kraan. Er stroomde geen water uit. Aan een kapstok van rendiergeweien hing je beroemde hoed. Alleen die hoed imponeerde al.
Misschien had ik beter moeten weten toen ik de baan aannam. Persoonlijk assistent van de gevierde toneelschrijver Adrianus J. Veld. Wat ik van je gezien had, liet niets aan de verbeelding over. Maar ik voelde me gevleid, mijn ego gestreeld. Uit 125 brieven met pasfoto koos je mij.
Natuurlijk nam ik de verkeerde deur. Gevoel voor het verschil tussen links en rechts is me niet aangeboren. De kamer was donker. Het rook er muf. In het midden stond een fors bureau. Een dik blad op logge poten. Een beetje jouw evenbeeld. Hier had je waarschijnlijk je succesvolle en tot in IJsland gespeelde stukken geschreven.
Jij stond in de opening van de tweede deur links, de krullen van een achttiende-eeuwse deurlijst boven je hoofd. Misschien vroeg je je af waar ik bleef. Je vroeg me binnen te komen in wat je ‘de bescheiden bibliotheek’ noemde. Wanden gevuld met boeken. Drie, vier meter hoog. Sommige achter glas, andere was het toegestaan vrij te ademen. Tussen de boeken donkere sculpturen. Verwrongen tronies, gepijnigde lijven. Een verschuifbare ladder verschafte toegang tot de hoogste literatuur.
Midden in de kamer stonden drie fauteuils rondom een lage tafel. Een besloten sociëteit. Je had jezelf een whisky ingeschonken. Het licht fonkelde in het geslepen glas. Je vertelde me over je werk, de autobiografie die je schreef, de hulp die je van mij verwachtte. Ik was onder de inruk.
Je bood me een stoel en ging tegenover me zitten, wijdbeens, beide handen breed op de armleuning. Je keek me recht aan. Het was nodig nader tot elkaar te komen, zei je. Je maakte de bovenste knoop van je gulp los.
SanVis leuk je weer te
Lid sinds
8 jaar 9 maandenRol
Hoi Sandra, je schetst het
Lid sinds
13 jaar 9 maandenRol
Ach Sanvis, … wat een anti
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol
Wat een sneu figuur en wat
Lid sinds
7 jaar 10 maandenRol
mw.Marie schreef: SanVis leuk
Lid sinds
7 jaar 3 maandenRol
edwinchantalenquinten
Lid sinds
7 jaar 3 maandenRol
Riny schreef: Ach Sanvis, …
Lid sinds
7 jaar 3 maandenRol
Annette Rijsdam schreef: Wat
Lid sinds
7 jaar 3 maandenRol