Lid sinds

10 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#35 Witte cocon

17 december 2014 - 9:19
De sneeuwstorm houdt aan en de autobaan is onberijdbaar geworden. Ik zet mijn auto langs de kant van de weg tussen een rits andere gestrande voertuigen en draai mijn lichten in de laagste stand. Graag zou ik een verhaal vertellen over een heldhaftige overnachting hoog in de Himalaya of... over het eten van walrusvlees in een door blizzards geteisterde iglo ergens aan de kusten van Groenland. Maar in plaats van Bafinbay zie ik een bord met de aankondiging van een Ausfahrt. Het is de afrit naar Boppard, een paar kilometer verderop. Ik ben gestrand in de Deutsche Hundsruck. De sneeuwvlokken vallen gestaag op de ruit en nu mijn wissers niet meer aanstaan kunnen ze elkaar omarmen en een tapijt gaan vormen, mij inkapselen, als een zijderups in haar witte cocon. Ik neem snel een deken uit de kofferbak – het ligt er altijd – en wacht tot Moussorgski (op radio 4) klaar is met zijn ‘Nacht op de kale berg.’ Dan draai ik de radio uit. Mijn mobiel doet het niet (zoals vaak). Ik ben alleen met mijn gedachten, eindelijk alleen, en ik heb een sneeuwwit alibi. Nu er niets hoeft gezegd, is er tijd om te denken en hoe vreemd ook, denk ik meteen aan ‘woorden’, beschrijvende woorden, abstracte woorden, zoals: wit, hagelwit, sneeuwwit, spierwit, parelwit, zinkwit en nog wel een paar andere. Hoewel ze abstract zijn, roepen ze beelden op. Vreemd, maar zonder taal heeft geen enkel beeld betekenis. Bij wit denk ik altijd aan Françoise. Diep in mijn gedachten is zij voor altijd mijn minnares, of beter nog: mijn maagdelijk witte bruid. Een Chick-Lit-personage avant la lettre, haar tijd lang vooruit, Heleen van Royen kan er een puntje aan zuigen. Mijn geheime droom zal ik onthullen: met Françoise onder een wit laken in een appartement met uitzicht op de Jardin du Luxembourg; bonjour tristesse. Ik benijd Sartre omwille van Sagan, alleen daarom. Ik neem mijn notitieboekje, ik wil schrijven. Schrijven omdat Françoise schreef, dat is mijn enige echte drijfveer. Door te schrijven ben ik bij haar, haal ik haar in, over de dood heen. Mijn blad is vooralsnog blank en leeg. Kafka zei: ‘een verhaal is als een kooi die wacht op zijn vogel.’ En gelijk had hij. Hier in de Deutsche Hundsruck, wacht ik geduldig in mijn witte cocon. (zie herschrijf in #19. Ja sorry hoor, opnieuw een herschrijf... ik krijg ook altijd zulke mooie correcties en verbeteringen aangereikt)

Lid sinds

13 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
23 december 2014 - 8:31
Hoi W. Rynlandt Dit was puur genieten van jouw 50 tinten wit :D, bijzonder sfeervol beschreven. Prachtig bedacht ook dat in de stilte de behoefte aan schrijven opkomt. (Wat mooi: sneeuwwit alibi.)Geweldig ingeleefd in de situatie en het HP, fascinerend welke gedachten boven komen drijven. Echt een juweeltje! :thumbsup: Fijne feestdagen!

Lid sinds

10 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
23 december 2014 - 8:46
Heel erg bedankt voor je lovende woorden en ik wens alle Sollers, de redactie en de schrijfcoaches ook fijne feestdagen en veel inspiratie onder de kerstboom ;)

Lid sinds

10 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
23 december 2014 - 20:04
Marietje, Ik wil toch nog even op jouw reactie antwoorden. Natuurlijk eerst ook bedankt voor je commentaar. Over de zin: 'Vreemd, maar zonder taal heeft geen enkel beeld betekenis.' kunnen we heel lang gaan redetwisten maar die staat er niet zomaar hoor. Het is een filosofische kwestie eigenlijk. Het uitgangspunt is dit: als er geen taal zou bestaan, er ook geen woorden zouden zijn om een beeld mee te beschrijven. Het oog kan in zulk geval wel een boom zien, maar als er geen taal zou bestaan zou het beeld in de hersenen ook niet geregistreerd kunnen worden als een 'boom' (met alle bijkomende connotaties). Het is een zeer abstracte discussie, maar als we het beeld niet zouden kunnen 'benoemen' door middel van taal, dan zouden we nooit met elkaar kunnen communiceren over dat beeld, zouden we zelfs van elkaar niet kunnen weten of we wel hetzelfde zien. Het beeld krijgt dus pas betekenis als we het kunnen benoemen. In dat verband moet je eigenlijk 'Het verlangen naar ontroostbaarheid' van Patricia De Martelaere lezen, daar staat het heel fijn uitgelegd. Maar... zonder al dat... heel erg bedankt voor je vriendelijke reactie en prettige feesten hoor!

Lid sinds

10 jaar 9 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
23 december 2014 - 22:22
Marietje, Ik wil toch nog even op jouw reactie antwoorden. Natuurlijk eerst ook bedankt voor je commentaar. Over de zin: 'Vreemd, maar zonder taal heeft geen enkel beeld betekenis.' kunnen we heel lang gaan redetwisten maar die staat er niet zomaar hoor. Het is een filosofische kwestie eigenlijk. Het uitgangspunt is dit: als er geen taal zou bestaan, er ook geen woorden zouden zijn om een beeld mee te beschrijven. Het oog kan in zulk geval wel een boom zien, maar als er geen taal zou bestaan zou het beeld in de hersenen ook niet geregistreerd kunnen worden als een 'boom' (met alle bijkomende connotaties). Het is een zeer abstracte discussie, maar als we het beeld niet zouden kunnen 'benoemen' door middel van taal, dan zouden we nooit met elkaar kunnen communiceren over dat beeld, zouden we zelfs van elkaar niet kunnen weten of we wel hetzelfde zien. Het beeld krijgt dus pas betekenis als we het kunnen benoemen. In dat verband moet je eigenlijk 'Het verlangen naar ontroostbaarheid' van Patricia De Martelaere lezen, daar staat het heel fijn uitgelegd. Maar... zonder al dat... heel erg bedankt voor je vriendelijke reactie en prettige feesten hoor!
Dit is een interessante, filosofische discussie en ik reageer erop omdat mijn gevoel nog steeds zegt dat het niet klopt. Ik wil het graag begrijpen. :nod: Het klopt als jij zegt: [Het uitgangspunt is dit: als er geen taal zou bestaan, er ook geen woorden zouden zijn om een beeld mee te beschrijven.] De stelling is [zonder taal heeft geen enkel beeld betekenis] Ik denk dat ook al bestaat er geen taal om een beeld te beschrijven/ benoemen een beeld wel degelijk betekenis heeft. Men kan een gevoel erbij hebben, dat gevoel zorgt voor een betekenis. We kunnen niet communiceren over het beeld maar voor de persoon die dat beeld ziet heeft het wel degelijk een betekenis. In de prehistorie sprak men niet in woorden met elkaar. Als ik dan een boom zie dan voel ik bijv., een veilig gevoel. Een positief, fijn gevoel want ik kan het niet veilig noemen. Dat gevoel betekent iets voor mij, bijvoorbeeld een schuilplaats tegen de zon, regen of roofdier. Of een veilige slaapplaats. Ik kan dan alleen niet benoemen/ communiceren wat die boom voor mij betekent, maar een betekenis heeft deze zeker. [Het beeld krijgt dus pas betekenis als we het kunnen benoemen.] Het beeld krijgt pas een betekenis in een communicatie als we het kunnen benoemen. Zonder taal kunnen we niet communiceren en beelden uitwisselen maar dat zegt niet dat beelden geen betekenis hebben. Begrijp jij waarom het volgens mij niet klopt? Noem mij gerust eigenwijs! :p Bedankt voor jouw uitleg en voor het kraken van mijn hersenen. Jij ook hele fijne feestdagen en tot de volgende opdracht!!! :)

Lid sinds

12 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
23 december 2014 - 22:09
Mijn hersens kraken op dezelfde wijze als die van Marietje. In mijn tuin staat een taxus en een treurbeuk. Beide worden volgend jaar 200 jaar. De beuk is helemaal kaal en de taxus heeft nog al zijn naalden. Hoewel de beuk 's zomers gedurende de nacht een toevluchtsoord is voor vele vogels, is hij dat nu niet. De taxus daarentegen biedt nu slaapgelegenheid voor vele soorten. Tegen de schemering komen ze aanvliegen, groot en klein. Dit vliegende grut kan zijn nachtelijk onderkomen niet benoemen, maar weet het wel in elk jaargetijde op de juiste waarde te schatten. Zo zal het met de eerste taalloze mens ook wel zijn gegaan.

Lid sinds

10 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
24 december 2014 - 13:59
Dos en Marieke, Ik wil in deze heel zinvolle discussie en tegenover jullie terechte opmerkingen zeker mijn gelijk niet halen. Natuurlijk hebben jullie gelijk dat er zonder taal wel degelijk een boom groeit en dat die takken heeft waarop bijvoorbeeld een vogel kan gaan zitten. Maar dat is niet wat ik bedoelde met die zin in mijn verhaal. Met dat ene zinnetje in mijn tekst heb ik eigenlijk verwezen naar al wat hier volgt en waar jullie het zeker niet mee eens hoeven te zijn. Taal geeft betekenis aan beelden in die zin dat ze door taal universeel ervaren kunnen worden en niet alleen uiterst individueel en privé. Het is een interessante materie om over na te denken. Sorry he, in alle vriendschap, het zijn wat knipsels bij elkaar geplakt. Als het te lang wordt lees dan alleen de laatste twee alinea's waar naar Wittgenstein verwezen wordt. We kunnen immers lezen met of zonder ‘begrip’: we kunnen boekdelen lezen in een vreemde taal zonder dat hierbij iets in ons opkomt, of in onze eigen taal zonder dat iets tot ons doordringt. Echt lezen, zo lijkt het, bestaat uit iets méér; het lijkt of bij écht lezen de mentale beelden zich bij de woorden voegen - alsof ze niet al bij de woorden hoorden maar van elders kwamen. Waarom zouden we dan niet bijvoorbeeld de beelden alleen kunnen oproepen, in een soort van privé-inwendigheid die ‘het zuivere begrijpen’ zou kunnen worden genoemd? Het lijkt voor de hand liggend - iets wat we voortdurend doen wanneer we gewoon zitten na te denken. En toch kan het niet echt. We kunnen een lied zingen mét of zonder gevoel; maar wie wil proberen het lied zelf achterwege te laten, in de hoop het gevoel alléén te pakken te krijgen, zal jammerlijk moeten vaststellen dat hij niets overhoudt. Het speciale muzikale gevoel dat een sonate al of niet kan ‘begeleiden’ blijkt, als dát specifieke muzikale gevoel -, het gaat hier niet om een vaag gevoel van vreugde of weemoed - niet zonder de sonate te kunnen bestaan. Maar is er dan geen vorm van denken mogelijk waarbij alleen maar een beeld voor ogen komt? Misschien. (Wie zal het zeggen?) Zodra echter de vraag wordt gesteld: ‘Een beeld waarvèn?’ zitten we alweer in de greep van de taal. Zonder woorden kunnen we onze beelden niet benoemen, en zelfs niet identificeren. Zo er al een vorm van confuus, ongearticuleerd, bijna animaal denken zonder taal voor de mens mogelijk blijft, dan is denken en weten wát men denkt (zoals zien en weten wát men ziet) principieel uitgesloten zonder de structurerende kracht van de taal. Maar kunnen wij dan niet bijvoorbeeld een boom zien, voor onze ogen of voor ons geestesoog, zonder dat een woord daarbij te pas hoeft te komen? Natuurlijk kunnen wij een boom zien zonder daarbij aan het woord ‘boom’ te denken; maar zouden wij ook een boom zien als het woord ‘boom’ niet bestond? We zouden ‘iets’ zien, allicht, maar dan iets waarover we niets kunnen zeggen; en wat is het verschil tussen iets waarover men niets kan zeggen en hoegenaamd niets (Philosophische Untersuchungen 304)? Zonder de taal zouden we niet echt dingen zien, maar onderhevig zijn aan een veelheid van vage, vervloeiende en volstrekt onbeschrijfbare indrukken. Groot, rechtop, stam, kruin, bladeren, groen, bruin... het zijn allemaal woorden voor ‘iets’ dat als bruut ervaringsgegeven geen begin of einde, geen vaste eigenschappen en geen identiteit vertoont. Waar eindigt de stam en begint de kruin, waar gaat de stam over in de wortels (bestaat een ‘stam’ wel?), waarom behoort de stam tot de boom en bijvoorbeeld de boom niet tot de grond? De taal geeft niet simpelweg ‘namen’ aan de dingen; ze doet de dingen bestaan, ze geeft ze vaste grenzen en maakt ze tot ‘dingen’. Benoemen is niet dopen (een naam geven aan wat er al is), maar verwekken (een nieuw wezen doen ontstaan). Wat we ‘zien’, zowel fysisch als mentaal, is van meet af aan door woorden gestructureerd. De taal bepaalt ons beeld van de werkelijkheid. (Philosophische Untersuchungen 371, 373) Mentale ervaringen zijn bij uitstek ‘onbeschrijfbaar’ omdat ze bij uitstek ‘privé’ zijn. In feite kan echter, in een afgeleide zin, onze hele ervaring van de werkelijkheid ‘mentaal’ en dus ‘privé’ worden genoemd. Twee mensen die voor een zelfde voorwerp staan zien nooit hetzelfde; ze zien vanuit een verschillend standpunt, met verschillende netvliezen en verschillende hersenimpulsen. Twee mensen die een zelfde voorwerp ‘rood’ noemen hebben het eigenlijk over twee verschillende kleuren, en de een kan onmogelijk nagaan waarin de kleur van de ander verschilt van de zijne. (Niemand anders heeft onze ogen.) Maar waarover gaat de taal dan? We zien nooit letterlijk dezelfde dingen en toch benoemen we ze op precies dezelfde manier. De taal gaat dus in feite over het onmogelijke: dat wat voor alle sprekers hetzelfde is, een gemeenschappelijke ervaringswereld. De taal gaat over dat wat er niet is (dingen), maar wordt daardoor precies zélf datgene waarover ze niet kan spreken. Door haar bestaan vormt de taal voor ons het ‘gemeenschappelijke’, een soort collectief wereld-beeld van een ‘wereld’ Wanneer het er soms op lijkt of Wittgenstein, in zijn analyses en gedachtenexperimenten, de mens alleen maar van woorden, tekens en uiterlijke gedragingen voorziet, en niet van een echte ‘inwendigheid’, dan is dat geenszins om het bestaan van een inwendigheid te ontkennen - alsof mensen alleen maar sprekende automaten zouden zijn. De weigering om rechtstreeks over mentale beelden als dusdanig te spreken is voor Wittgenstein slechts een manier om aan te duiden dat voor de mens het woord altijd vóór het beeld komt, dat er geen andere toegang is tot het beeld dan via het woord. De werkelijkheid, zowel de fysische als de mentale, is afgeleid van het woord - of, zoals Wittgenstein het uitdrukt: ‘De “feiten” zijn slechts een picturale representatie van onze grammatica.’ (Philosophische Untersuchungen 295) Wij hebben dus niet, alles welbeschouwd, enerzijds de taal (de woorden) en anderzijds de werkelijkheid (de beelden die we van de buitenwereld of van onszelf ontvangen). Onze beelden zijn taal-beelden, en voor zover ze dat niet meer zijn, zijn ze onbeschrijfbaar, onbeschikbaar en vrijwel equivalent met onbestaand. Wanneer wij proberen onder de taal door te graven naar wat écht is, los van de taal, stuiten wij op een onarticuleerbare rest van confuse privé-gegevens, waarover niet meer kan worden gesproken, maar waar alleen nog krampachtig naar kan worden gewezen: dit, dát daar, dát is wat ik bedoel.

Lid sinds

12 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
24 december 2014 - 15:14
Uitgangspunt van onze discussie was de stelling: ‘Zonder taal heeft geen enkel beeld betekenis.' In mijn ogen, en naar ik aanneem ook volgens Marietje, is een dergelijk pertinente stellingname niet houdbaar. In #35 heb ik met een eenvoudig voorbeeld proberen aan te tonen dat die bewering te absoluut is om waar te zijn. Nog een voorbeeld: de primitieve, spraakloze oermens zal vast wel eens een steen hebben opgeraapt om er een soortgenoot de schedel mee in te slaan, en is tot voorbeeld geweest voor een ander die zijn gedrag heeft gekopieerd. De eerste mens had nog geen woord voor ‘steen’ voorhanden, maar wist wel dat je er iemand anders mee dood kon slaan. Die betekenis had een steen voor hem. De filosofische verhandeling die je bijvoegt, gaat voornamelijk over de betekenis van taal in de communicatie tussen moderne mensen over een beeld. ‘Zonder de taal zouden we niet echt dingen zien, maar onderhevig zijn aan een veelheid van vage, vervloeiende en volstrekt onbeschrijfbare indrukken’. Dit zal zeker gegolden hebben voor de oermens, maar dat wil nog niet zeggen dat beelden geen betekenis voor hem hebben gehad.