Niet inbreken in de fictieve droom: axioma, mening of dogma?
John Gardner (The Art of Fiction) en James N. Frey (How to write a damn good novel - Pt2) (en wellicht ook anderen die ik niet heb gelezen) geven aan dat een lezer een fictieverhaal leest om te kunnen wegdromen in een andere wereld. De leesbeleving is als een fictieve droom, appellerend aan de rechter hersenhelft. Het is immers een verzonnen verhaal en dus hoeft de lezer niet te worden overtuigd van feiten (wel moeten feiten kloppen, anders wordt het verhaal ongeloofwaardig en de fictieve droom verstoord). Frey vertaalt dit voor personages dat de schrijver moet zien te bereiken dat de lezer van sympathie via identificatie naar empathy moet gaan. Hij komt dan in een trance, een soort hypnose.
Ik heb de overtuiging deze stelling van Gardner (Frey) als wezenlijk voor goede fictieverhalen te zien en vat derhalve deze stelling als axioma op. Of is het niet zo essentieel? Is het gewoon een mening (of zelfs dogma) van deze goeroe's? Ik ben wel geïnteresseerd te horen hoe andere forumleden dit zien.
Johanv schreef: Misschien
Lid sinds
15 jaar 3 maandenRol
Thérèse schreef: Johanv
Lid sinds
16 jaar 10 maandenRol
Johanv schreef: Thérèse
Lid sinds
15 jaar 3 maandenRol
Het spijt me heel erg, maar
Lid sinds
16 jaar 10 maandenRol
Fictieve droom: axioma,
Lid sinds
15 jaar 6 maandenRol
Bij mij gaat het nog een
Lid sinds
16 jaar 10 maandenRol