Het tempo van jouw verhaal

Tempo is een aanduiding voor de snelheid waarmee iets gebeurt. Dat tempo laat je gebeurtenissen, dialogen, actie, enzovoort, zich snel of juist traag afspelen, waarbij spanning een hoog tempo vraagt en mijmering een laag tempo. Zo wordt het tempo verhoogd bij een achtervolging en bij een rustig wandelingetje verlaagd.

Tempo beïnvloedt de sfeer van je verhaal en hoe je lezer het ervaart. De verschillende genres hebben vaak een eigen, overheersend* tempo: in een spannende thriller lopen de zaken vaak snel, een historische roman loopt vaak trager.

* Een scène kan meerdere tempo’s hebben, waarvan één overheerst.

Hoe pas je tempo effectief toe in je boek

Afwisseling van tempo maakt het dynamisch en boeiend. Maar hoe bepaal je welke scènes een straffer tempo moeten aannemen en welke een tragere? Daarvoor is het handig om een structuur van je boek op te stellen (niet alleen handig voor tempobepaling maar voor nog veel meer). Heb je die structuur eenmaal, dan kun je snel vaststellen welke scènes, of gedeeltes van scènes, moeten opzwepen, en in welke de storm gaat liggen.

Wanneer is een scène een kandidaat voor tempoversnelling? Dat kan bijvoorbeeld zijn als er een probleem opdoemt en het conflict zich aanmeldt.

Probeer de scènes met een voornamelijk hoog tempo zodanig te plaatsen dat er afwisseling is met de kalmere scènes; langdurig hijgende actiescènes achter elkaar, of lange rust met weinig adrenaline van personages en lezers, maakt je boek minder aantrekkelijk. Hoeveel snelle scènes, of juist bedaarde, maximaal achter elkaar kunnen, is afhankelijk van de lengte van de scènes. Je zou een deel van je boek-in-wording door iemand kunnen laten lezen, met de vraag hoe hij of zij de versnellingen en vertragingen ervaart: positief of te veel van het goede.

Overigens hoeft een scène niet slechts één tempo te hebben: je kunt best een rustig voortkabbelend stukje tekst ineens omgooien naar een schrikeffect voor je personages, en zo spanning voor je lezer genereren. Zo’n verrassing moet natuurlijk wel passen binnen het verhaal, maar op het moment zelf moet het je personages en ook je lezer overdonderen. Voorbeeld: een stelletje zit keuvelend op een terrasje in New York te ontbijten en dan ineens boren gekaapte vliegtuigen zich in de torens van het World Trade Center.

En soms kan juist vertraging de adrenaline hoog opstuwen. Stel je voor: een snelle scène waarin de held de schurken betrapt. Die rennen weg en de held rent achter ze aan. Dan draait een van de boeven zich om en schiet. Meteen gaat de scène over in slow motion: heel traag komt de kogel dichterbij, de held kijkt er gealarmeerd naar, draait zich tergend langzaam weg om de kogel te ontwijken, en, pfff, de kogel mist zijn hoofd op millimeters en slaat in een muur. De scène versnelt meteen weer en de held wordt besproeid met brokken steen en stof. En overleeft het.

Die tussendoor-vertraging maakt het extra spannend.

Hoe maak je tekst snel of traag

Lange zinnen geven een trage indruk, terwijl korte zinnen snelheid en urgentie inbrengen. Ook bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden – waar je altijd al spaarzaam mee moet zijn – dragen bij aan traagheid. Korte zinnen bevatten ook minder of geen uitweidingen of beschrijvingen; ze zijn kort en krachtig. Rustige scènes zijn grotendeels langer dan pittige scènes. Kortom: kort hoort bij snel en lang hoort bij rustig.

Laat je inspireren

Gevoel voor tempo kun je ontwikkelen door boeken van je favoriete schrijvers (nog een keer) te lezen, en daarbij in de gaten te houden hoe tempo en tempowisselingen zijn toegepast. Hou daarbij rekening met het genre. Let onder andere op het gebruik van tijd en tijdstippen, en het effect daarvan op snelheid/traagheid, en ook hoe lang de snelle en de trage scènes grofweg zijn.

NB: ‘afkijken’ hoe schrijvers die je graag leest hun boeken boeiend maken, is altijd een goed idee.

Techniek