Reizen en schrijven: de vrijheid om de sleur te doorbreken

In mijn vorige blog schreef ik dat de eerste maand in India eenzaam was en ik leefde als een monnik. Tot dusver ging het goed, maar aan het begin van de tweede maand begon de schrijfmachine te haperen waardoor het regime op instorten stond.

De alinea’s vlogen er niet meer zo vrolijk uit, daarom trok ik als een ware dictator de teugels strakker aan. Zo stond ik om half zeven ‘s ochtends onder een koude douche, om acht uur had ik al twee bakken koffie gedronken achter mijn laptop, en pas wanneer ik een goed stuk had uitgewerkt mocht ik gaan ontbijten. Als ‘s middags mijn ogen moe werden van de zwart-wit pixels dan moest ik maar de zee induiken. Bij zonsondergang liep ik hard om na te denken en na het avondeten herschreef ik het stuk van die dag. Voor het slapen gaan telde de tiran de woorden, meestal gaf hij me daarna een lief complimentje en fluisterde me vervolgens zachtjes in dat het verstandig zou zijn om mijn aantekeningen voor de volgende dag nog even door te lezen.

De sleur van het schrijven

Ondanks die oprechte liefde werden mijn onbetwistbare geniale ingevingen steeds schaarser, dat was op zich niet zo erg want de grote lijn van het verhaal stond al, maar voor de zekerheid plotte ik de volgende vijf hoofdstukken telkens vooruit en langzaamaan werd mijn notitieblok heiliger.

Het strakke beleid werkte, maar toch baalde ik. Typen voelde niet meer als pianospelen, alle gesprekken met mezelf had ik inmiddels wel gevoerd, en zowel de liedjes als gedichten die altijd door mijn hoofd dwarrelden waren nergens meer te bekennen. Ik schaamde me. Mijn grote droom: het schrijven, was een stoffige werksleur geworden.

Toen heb ik heldhaftig de kop van de dictator afgehakt. Het verhaal liet ik los en ik ging eens met wat mensen praten. Ze deden aan yoga, mediteerden, of zopen zich te pletter. Sommige gesprekjes waren best leuk, maar mijn boek was veruit het meest interessante onderwerp om over te praten. Wat dacht ik nou? Het was natuurlijk ook ontzettend tof waar ik mee bezig was. Uiteraard had ik behoefte sociaal contact, maar dat moest met goede vrienden of lieve familie zijn. Juist daarom was ik weggegaan, zodat ik niet afgeleid zou worden en mijn droom zou kunnen waarmaken.

Terug in de schrijfflow

Het regime kwam vanzelf terug, maar wel met een redelijke balans die ik op gevoel bepaalde. Soms belde ik even met thuis en verder ging ik weer op zoek naar gezonde voeding, voldoende rust en een inspirerende omgeving. Zo werd ik diezelfde koppen in het kleine Gokarna beu en ben ik naar Palolem vertrokken. Mijn mooiste schrijfdagen kwamen terug. Ondanks al dat plotten gingen de personages weer helemaal hun eigen gang, en er gebeurde van alles, behalve wat er op de planning stond. Ik zag de scenes voor me en soms lachte ik hardop vanachter mijn beeldscherm om vervolgens (bijna) te gaan zitten janken. Dat is natuurlijk waanzin, maar die passie wilde ik juist, en daarvoor had ik mijn eenzaamheid en monnikenleven nodig. Voor de laatste twee hoofdstukken ben ik speciaal naar Benaulim verkast. Daar heb ik expres extra lang over het einde gedaan, puur om nog even van mijn fictieve wereld te kunnen genieten.

Al met al heeft het reizen me geholpen om door te zetten, omdat de echte verleiding om mijn werk uit te stellen ver weg was en ik alle vrijheid genoot om te vinden wat ik nodig had. En zodoende is het me uiteindelijk gelukt om de tweede versie van mijn manuscript met de werktitel ‘Wegrukken en verzuipen’ helemaal te herschrijven.

Over de auteur

Cliff de Rouw; een dertigjarige, reislustige creatieveling. Stiekem droomde hij er altijd al van om zijn verhalen te delen, daarom focust hij zich momenteel volledig op het schrijven. De afgelopen jaren is hij werkzaam geweest als Learning specialist en heeft hij lesgegeven op Oost-Timor. Mocht je meer over hem willen zien of lezen dan kun je kijken op zijn website.