Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
De vijf regels van Pudovkin: wat schrijvers kunnen leren van filmeditors
Er is een overeenkomst tussen verhalenschrijvers en filmeditors: beide bewerken gebeurtenissen tot verhalen die geschikt zijn voor publicatie.
Zowel filmeditors als schrijvers hebben daarvoor een ‘treatment’ nodig, een synopsis die ze bewerken tot een constructie waarbij de lezer iets ervaart, iets beleeft. Nadat de verhaallijn op papier staat, begint dus het spelen met de gegevens. Als schrijvers kunnen we ons laten inspireren door een grote filmeditor als Vsevolod Pudovkin (1893 - 1953) die vijf concepten aanreikte om van een gebeurtenis een echt verhaal te maken.
Structureel en relationeel
Om te beginnen maakte Pudovkin onderscheid tussen structurele en relationele editing.
Bij structurele editing smeedde hij shots aaneen tot een scène - meer niet. Bij schrijvers zou je dan kunnen spreken van een En toen en toen verhaal. Je kunt niet zeggen dat het ‘fout’ is, maar er is zo veel meer uit tekst te halen. Bij relationele editing ging Pudovkin vooral in op de beleving van de kijker. Hiermee wilde hij diens gedachten en emotionele reacties in een bepaalde richting leiden, zodat de film het door hem gewenste effect zou scoren.
Pudovkin stelde - naar aanleiding van het Kuleshov experiment - dat de kijker meer wordt beïnvloed door een goede montage dan door het talent van de acteur. De kijker maakt namelijk zelf verbindingen tussen wat hij concreet ziet en wat hij verondersteld wordt te zien.
Voor jou als schrijver betekent dit dat wanneer je de gegevens van je verhaal op een subtiele manier aan elkaar koppelt, je meer effect creëert dan wanneer je enkel prachtige zinnen schrijft.
Op grond van het Kuleshov experiment, zie hier de beelden, begon Pudovkin op geraffineerde wijze shots te monteren. Hij kwam tot vijf basisregels, die ook Hitchcock gebruikte bij het monteren van zijn films en die ook jij als schrijver dus gerust mag gebruiken
De vijf regels van Pudovkin
1. Contrast
Laat de beelden in je verhaal contrasteren, bijvoorbeeld een hoogzwangere vrouw op de vlucht in de woestijn (contrast: vruchtbaarheid <> doodsheid).
2. Parallelliteit
Om het contrast goed uit te laten komen, kun je gebeurtenissen parallel laten lopen. In het voorbeeld van de zwangere vrouw kun je een saaie man als echtgenoot introduceren en ook nog een andere vrouw de woestijn in laten trekken, op zoek naar zichzelf. Je kunt de scènes aan elkaar koppelen door verbindende objecten, bijvoorbeeld een mantel en twee sandalen.
3. Symboliek
Met het beeld van de mantel en de sandalen druk je een zekere symboliek uit (vul deze voor jezelf in).
4. Gelijktijdigheid
Bij gelijktijdigheid lopen meerdere verhaallijnen, die met elkaar verweven zijn, naast elkaar. Dit wekt spanning op. Wanneer de echtgenoot en de vrouw die op zoek is naar zichzelf - los van elkaar - een mantel en twee sandalen vinden aan de rand van de woestijn, hebben ze daar alle twee hun gevoelens en bijbehorende overwegingen c.q. handelingen bij. De achtergronden van het verhaal maken dat deze gegevens uitgewerkt moeten worden in de woestijn, waarvan de lezer weet dat de hoogzwangere vrouw zich er bevindt, dat het er droog en gevaarlijk is, en dat er een climax zal plaatsvinden in de diverse persoonlijke conflicten.
5. Leidmotief
Een leidmotief is een zin, een gevoel, een waarneming die af en toe terugkomt in een verhaal, zoals een melodielijn in een muziekstuk. Door een uitgebalanceerde herhaling kun je gevoelens verdiepen, betekenis geven aan de verhaalinhoud en spanning verhogen. Misschien was het niet de gehele mantel, maar slechts een flard, die bungelde aan een tak van een droge boom aan de rand van de woestijn. De overige delen bevinden zich ergens anders (maar waar, en waarom daar?). Door de mantel te laten meespelen in de beschrijvingen, geef je hem een belangrijke rol en daarmee geef je duiding aan het verhaal. Hetzelfde geldt voor de sandalen.
Betrokkenheid gegarandeerd
Door doelbewust de verschillende verhaalelementen geraffineerd aan elkaar te koppelen, zowel de inhoudelijke als de beschrijvende - creëer je gebeurtenissen die de lezer onmiddellijk betrekken bij het verhaal. Waarschijnlijk maakt hij al lezend onbewust connecties tussen die droge boom aan de rand van de woestijn, de zwangere vrouw en de (lucht)spiegeling van de vrouw die op zoek is naar zichzelf. Zo schrijft de lezer, samen met de schrijver, het verhaal in zijn eigen hoofd.
Door: Thérèse Major
Thérèse Major is auteur en schrijfcoach. Haar werk verscheen bij o.a. de uitgeverijen Querido en Nieuw Amsterdam. Bij Schrijven Online verzorgt zij de cursus Literair proza schrijven, kun je dat leren? en Ieder kind kan verhalen schrijven. In de Taalwerkplaats Drenthe organiseert zij o.a. elke eerste zondag van de maand een Schrijverscafé.
Gerelateerd
Techniek
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.