De observerende schrijver: Ik zie een klant

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie een klant.  

De winkel

Een klant komt naar een winkel, maar wat verkopen ze daar? Met andere woorden: kijk eerst eens waar je bent. De supermarkt, boekenwinkel, bouwmarkt, parfumerie, kledingzaak… Er zijn winkels waar je iedereen kan verwachten, van jong tot oud. De supermarkt bijvoorbeeld, al zou een kind eerder een tijdschrift of snoepjes komen halen en de volwassene eerder de alledaagse boodschappen komen doen.

Andere winkels -of afdelingen in een warenhuis- worden vaker door vrouwen dan door mannen bezocht. Denk aan make-upafdelingen. En kinderen zal je vaker bij de speelgoedafdeling zien rondhangen dan volwassenen. Bedenk zo als eerst eens wie je waar ziet en wat de klant daar gaat – of zou willen- kopen. Waar zie je dat aan? Een winkelkarretje? Of hoor je iemand een boodschappenlijstje oplezen voor een partner? Of hebben die tienermeiden het steeds over de leuke jongens op school en zijn ze daarom op zoek naar een leuk jurkje?

Wat wordt er gekocht?

De manier waarop de klant praat, zich beweegt, kleedt of kijkt, kan je al een eerste indruk geven wat voor persoon dit is. Denk aan een persoon die wel een topsporter lijkt: daarvan zal je eerder verwachten dat die in de supermarkt gezond eten koopt, in plaats van een zak chips. Als dat gebeurt, dan ben je daar toch even verbaasd over. Al is het maar voor een fractie van een seconde en weet je wel dat iedereen wel eens wil snacken, ongeacht figuur of dieet.
Die fractie van een seconde van ‘vooroordeel’  is erg waardevol bij observeren. Zeker in een winkel. Want ongeacht wat het is dat er wordt gekocht of kan worden gekocht, je hebt er altijd wel een idee bij wie dat beter of niet past. Enkele voorbeelden:

Lachebekkoekjes = kinderen
schroeven en bouten = mannen
maandverband = vrouwen
port = oude vrouwen
potgrond = een man met grove, vereelte handen

Enzovoort. Terwijl natuurlijk iedereen alles kan kopen, al is het maar namens iemand anders. Manlief gaat vast wel maandverband halen als zijn vrouw dat niet meer heeft en bang is om door te lekken in het openbaar. Maar daar denken we in die eerste fractie van een seconde niet altijd bij na.

Combineer wat je echt ziet of hoort, zoals in de eerste alinea omschreven met wat je verwacht te zien en wat je daar -als vanzelf- van maakt.

Het karakter van de klant

We kennen haar allemaal van het internet: Karen. De vrouw die de hele winkel bij elkaar schreeuwt als ze niet krijgt wat ze wil van het winkelpersoneel. Gelukkig is er vaker iets dan niets aan de hand als je naar de winkel gaat, maar kijk toch eens hoe de klant het winkelpersoneel behandelt. Daarvoor hoeft die niet meteen uit diens vel te springen. Denk ook eens aan details als: wordt er moeite gedaan om te groeten of oogcontact te maken? Wat het ook is dat je daarin opvalt wat een klant al dan niet doet, het kan samen met het andere dat je hebt geobserveerd genoeg zijn om de basis van een personage van te maken. De tieners in de parfumerie die uitgebreid kletsen over hun nieuwe geurtje, hebben waarschijnlijk een date. Voor de eerste keer, want de manier waarop ze lopen, vertelt jou dat ze niet zo op de voorgrond staan. Vandaar dat de winkelbediende maar blijft horen hoe blij ze zijn met hun nieuwe aankoop.

We winkelen met zijn allen vaak: daar ligt een schat van schrijfinspiratie verborgen. Let er de volgende  keer eens op!

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelanceschrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de Ondernemersschool. Als manuscriptredactrice en schrijfcoach helpt ze schrijvers het beste uit hun werk te halen.