Afbeelding

6 werkwoorden om te vermijden tijdens schrijven

Beeld Pexels

6 werkwoorden om te vermijden tijdens schrijven

6 werkwoorden om te vermijden tijdens schrijvenIn het tipartikel van september zetten we een aantal woorden op een rij die je tijdens het schrijven van verhalen beter vermijden kunt. Vandaag kijken we naar alternatieven van werkwoorden.

1. Kijken

In verhalen kijken mensen wat af. Ze kijken elkaar aan, ze kijken met gefronste wenkbrauwen, verschrikt, verbaasd, boos, verliefd, in de verte, naar … vul maar in. Een mens heeft vijf zintuigen, probeer ze allemaal afwisselend te gebruiken. En vervang kijken door een alternatief, bijvoorbeeld gluren, turen, staren, bestuderen.

Beter nog is de situatie zodanig te beschrijven dat je kijken vermijdt, bijvoorbeeld: Ze hielden elkaar in de gaten of: Ze kende zijn rituelen: krant lezen, pijp roken, wandeling maken. Ze kent deze rituelen doordat ze naar hem gekeken heeft. Jij als schrijver vervangt dat kijken door wát ze zag.

2. Zouden

Zou is de onvoltooid verleden toekomende tijd van zullen. In verhalen wordt het vaak in vragende vorm gebruikt om spanning op te roepen: Zouden Max en Leen ook op het feest zijn? En als er zouden zijn, hoe zou Jenny zich daarbij voelen? Schrap minstens twee van deze ‘zouden’ en vervang ze door de onvoltooid verleden tijd: Zouden Max en Leen ook op het feest zijn? En als ze er waren, hoe voelde dat voor Jenny?

3. Worden

Worden is in tekst een passieve vorm van beschrijven wat gaande is. In enkele gevallen moet je het gebruiken, bijvoorbeeld bij: Het kind werd geboren. In andere gevallen kun je veel beter beschrijven wat er gebeurt of wie iets doet, bijvoorbeeld: Er werd op de deur geklopt vervang je door Iemand klopte op de deur. Of: De deur werd opengedaan door: De deur ging open.

Wil je afstand creëren, dan kan worden goed werken, bijvoorbeeld bij: Er werd zwijgend gegeten. En toch kun je dan net zo goed schrijven: Ze aten zwijgend. Het geeft net zo veel indicatie van de sfeer waarin gegeten wordt / waarin men eet.

4. Beginnen

Personages doen iets, ze handelen, spreken of denken. Uiteraard beginnen ze daar altijd mee, voordat ze het daadwerkelijk kunnen doen. Daarom kun je beginnen vrijwel altijd weglaten. In plaats van Hij begon te huilen kun je schrijven: Hij huilde. Je kunt ook het huilen op zich beschrijven, bijvoorbeeld: Altijd als hij aan zijn vader dacht, kwamen de tranen.

5. Lijken op / zijn alsof

Lijken op betekent: zijn alsof. Wanneer je lijken op gebruikt, vervalt alsof. Wil je alsof gebruiken, dan is een vorm van zijn nodig en laat je lijken achterwege. Een paar voorbeelden.

De meest overzichtelijke vorm is dat iets ergens op lijkt, bijvoorbeeld: De kinderen lijken op elkaar. Anders wordt het wanneer het lijkt dat er iets gaat gebeuren, bijvoorbeeld: Het lijkt (erop) dat het gaat regenen. Incorrect is: Het lijkt alsof het gaat regenen.

Wanneer je twijfelt of je het goed doet, kun je in plaats van lijken beter het werkwoord zijn gebruiken, bijvoorbeeld: Het is alsof de zon doorbreekt. Of: Het is net ijs.

Niet correct in dit geval is: Het lijkt net ijs, of: Het lijkt net alsof het ijs is.

6. Proberen

‘Je moet niet proberen, je moet doen,’ zegt men wel eens. Ditzelfde geldt voor verhalen: laat je personages niet proberen, laat ze doen. Uit het doen blijkt of ze in hun streven falen of slagen, en dat is onderdeel van je verhaal. Schrijf dus bijvoorbeeld niet: Hij probeerde nonchalant over te komen, maar beschrijf dat gedrag, bijvoorbeeld: Bas deed een kleine stap opzij, verschikte zijn stropdas en glimlachte. Hier voelt de lezer wel aan dat Bas zich een bepaalde houding aanmeet.

Benieuwd naar meer taboe-werkwoorden? Hier vind je er nog meer.

Door Thérèse Major

Thérèse Major is auteur en schrijfcoach. Haar werk verscheen bij o.a. de uitgeverijen Querido en Nieuw Amsterdam. Bij Schrijven Online verzorgt zij de cursus Literair proza schrijven, kun je dat leren? en Ieder kind kan verhalen schrijven. In de Taalwerkplaats Drenthe organiseert zij o.a. elke eerste zondag van de maand een Schrijverscafé.

Techniek