Afbeelding
Foto: Ketut Subiyanto via Pexels
Foto: Ketut Subiyanto via Pexels
Iedere week zetten wij vijf ultrakorte verhalen in de schijnwerpers. Wil jij ook een ultrakort verhaal schrijven? Doe mee in onze Facebookgroep.
27 juni
Ik geef toe, ik ben een echte compotedenker. Dat conventionele gedachtengoed is voor mij maar smurrie. Ik maak mezelf ook totaal geen verwijt, want de appel plet niet ver van de boom en het malen, anders dan anderen, is mij met de paplepel ingegoten.
Laatst nog ging zo’n zuurpruim tegen mij tekeer. Ik zou een rotte appel in haar mandje zijn en als ik niet normaal zou doen, zou ze mij wel eens tot moes stampen. Ik heb haar volgesmeerd met siroop en het juiste dekseltje op haar potje gedaan, geloof me, die kon geen pap meer zeggen.
27 juni
Mijn kleinkinderen sturen steeds foto’s. Met Kerst, tijdens de zomervakantie, voor mijn verjaardag. Foto’s met hun kroost erop die ik met geen mogelijkheid uit elkaar kan houden; blonde en bruine achterkleinkinderen met namen als Sterre, Boy, Hazel, Vlinder of ik weet niet wat aan hemellichamen en organismen.
Gelukkig heeft mijn oudste kleindochter geen nazaten. Zij stuurt ansichtkaarten met daarop seizoenen die ik kan herkennen, wolkenformaties die ik kan benoemen, bomen en bloemen waar ik de naam van weet. Post die mij laat voelen dat ik niet bejaard en vergeetachtig ben, maar oud en wijs.
28 juni
“Over enkele minuten begint de voordracht over paniekstoornissen door een ervaringsdeskundige.”
Ik adem diep in, terwijl uit de zaal het tromgeroffel van mensen die plaatsnemen klinkt. Het is bijna hetzelfde ritme als mijn hart, zo snel als dat van een muis. Ik adem weer uit.
Ja, zo voel ik me precies, als een muis, die zo meteen opgegeten gaat worden door een horde huismoeders. Ik adem weer in, trek mijn gezicht in een grimas die een glimlach moet voorstellen en stap de coulissen uit.
Mijn adem stokt en meteen stap ik terug.
Nee, dit gaat hem niet worden vandaag.
29 juni
‘Gezellig, hè jongens.’ Ze fluistert lieve woordjes, aait de nieuweling over zijn vachtje en hangt het vers gevulde waterflesje aan het gaas. ‘Nou ben je niet meer zo alleen, hè Pluis?’
‘Karlijn, waar blijf je nou? We gaan eten.’
Nog gauw stopt ze een extra handje hooi in het hok. ‘Zo, lekker warm, hè. Tot morgen poepies, slaap lekker.’
Met een zorgelijk snoetje rent ze naar binnen en schopt haar laarsjes uit.
Terwijl ik haar op het krukje hijs voor het handen wassen, zegt ze: ‘De konijntjes hebben het zó koud, mama. Ze zitten boven op elkaar. En bíbberen!'
29 juni
‘Alles zit erin’, hoor ik de mannen roepen. ‘We rijden achter jullie aan’, antwoordt de buurman. Ik zie hoe de grote verhuiswagen de straat uit rijdt. Dat was het dan. Ze zijn weg. Direct sijpelt er leegte door de spouw en zakt mijn woonkamer scheef, niet langer gestut door het leven van hiernaast: het pruttelen van hun koffiezetapparaat, het kraken van hun grind, de pianoklanken door de muur. Ik staar naar de gedeelde heg, de lasnaad van onze gebruiken. Ik merk dat niet alleen het vogelhuisje weg is. Ook het gevoel dat grenst aan ‘thuis’, ben ik kwijt.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!