Afbeelding

dadels en gebedssnoeren

Rauf Alvi, Unsplash

UKV’s van de week: Iftar & Zuur

Harmke Roestenburg – Iftar
17 april

In de avondschemering staat Inaya voor de deur met een Somalische rijstschotel. Ik herinner me dat ik eens met haar vader heb gesproken en niet de tijd nam om kennis te maken met zijn vrouw.

Als vanzelfsprekend loopt Inaya naar de keuken met de schaal.

Nog vol van onze Hollandse maaltijd, begrijp ik dat ‘nee’ zeggen zeer onbeleefd is, dus ik schep wat in een schoteltje en zeg dat we gaan proeven.

Dat is duidelijk niet de bedoeling. Wat nu?

Gelukkig houdt ze van drop en chocola en na een praatje en een welgemeend ‘dankjewel’ gaat ze weer huiswaarts.

Annelies van Bloois – Zuur
18 april

‘Je hebt suiker gemorst’ zegt ze.

‘Dan krijgen we visite’ antwoordt hij, terwijl hij de korreltjes van tafel veegt.

‘Niet op de grond! Pak dan even een doekje. En hou alsjeblieft op met je eeuwige stomme gezegdes. Visite als je suiker morst. Belachelijk. Ga je het nou nog opruimen of moet ik dat weer doen?’

‘Je zou zeggen dat ik zout gemorst heb.’

‘Nee!’ Ze zet haar handen in haar zij. ‘Waag het niet!’

Hij kijkt haar aan en zegt treiterend: ‘Dan krijgen we ruzie.’

De vaatdoek treft hem vol in het gezicht.

Levina Levja – Geknot
18 april

Zij was zelf een kermisattractie met haar suikerspinkapsel. Haar snoepgoed ging als zoete broodjes over de toonbank. In haar zelf ontworpen dirndl jurkjes bracht ze haar weelderige vormen goed naar voren. Haar koninklijk kniksje maakte veel mannen het hoofd op hol en week in de knieën. Jong en oud zag haar graag. Ze was hot.

Ze ging met haar tijd mee. De kinderen konden hun spin dompelen in een bak met springles. Je kon er zelfs suikerhartjes in hangen.

Tot diabetes 1 haar vloerde. Haar kraam staat er nu verloren bij. Alleen graffiti doet nog aan haar suikerspin denken.

Jorre Vanbaelen – Yippee kai yay
15 april

Er ligt een zee van betekenis tussen marginaliteit en fatsoenlijkheid, armoede en op vakantie kunnen gaan en tussen krankjorum worden en geestelijke stabiliteit. Ik ben een schipper, en ik ga overvaren. Ik zeg: 'Dag, mottig tijdsoverschot, ik ga niet meer aan jou kapot, dag, structuurloos ik-weet-niet-wat-doen, dag, buik vol malaise. Dag, doelloosheid ... dag, betekenisloosheid en dag, angst op straat, jij hoort nergens thuis.'

Ik werd een zielig hoopje mens, maar ik weiger verder te verkommeren. Dankuwel, universiteit en dankuwel, Jorre Vanbaelen. Hallo, schippers, ook ik ga overvaren. Ik ga eindelijk proeven van het normale leven. Hier kom ik. Godverdomme.

Ingrid de Jong – Winterblues
14 april

Zoals de bloemen en bomen hun kleuren verliezen, verlies ik mijn kleuren. Bladeren vallen, bloemen verdorren. Regen spoelt alles weg. Langzaam vergaat mij de zin in het leven.

Mijn vrijheid ontnomen voor lange tijd. Abrupt een halt toegeroepen, alsof mijn geest en lichaam in een diepe winterslaap geraken.

Het daglicht kort, het donker overheerst. Van achter het raam smeek ik de zon om warmte. De kou in mijn lichaam is ondraaglijk. Mijn hart, mijn ziel bevriest. Tranen veranderen in witte ijsdruppels.

Pas als de kleuren weerkeren, voel ik de warmte en bloei, bloei…

Tot dan besta ik niet.