Afbeelding

een dor landschap met een boompje

Ivars Krutainis, Unsplash

UKV's van de week: Dor & Spiegeling

Levina Levja – Dor

2 april

De nazaat van Narcissus weet niet meer waar hij het zoeken moet. De hittegolven hebben de aarde kurkdroog gemaakt. Geen meertje, zelfs geen plas, te vinden waar hij zich in kan spiegelen. Hij heeft nog lang van zijn mobiel kunnen genieten en heeft waar dan ook zijn selfies gemaakt. Wat een genot om zichzelf overal te zien vereeuwigd.
Buiten bereik, buiten gebruik.
Soms bekijkt hij zichzelf in een lepel. Verwrongen beeld. Soms in een ruit van een etalage. Narcissus komt zelden in de bebouwde kom. Daar liggen zwervers her en der. Die mensen zijn niet om aan te zien.

Nancy Bastiaans – Spiegeling

3 april

Midden in de tent stond de manshoge ‘VrijerVleier’. Het nieuwste snufje om te zien en gezien te worden. De exploitant ondersteunde haar bij elleboog en hand. Hij fluisterde: ‘Uw reflectie zal zeker verblinden. Menig huwelijk is gesloten door mijn attractie en dát voor een habbekrats.’ Hij vouwde zijn vingers om de munt die ze in zijn handpalm drukte.
 In de weerspiegeling zag ze mannen voorbij schrijden en ook dat haar gezicht angstig plooide. Een tinteling trok door haar buik. Haar droomman, Jean, bleef staan en riep: ‘Kijk een echte vloerduyve.’ Iedereen lachte en alles brak behalve het glas.

Maria Ines Vallejos – Aan Valeria

2 april

Je bent puur. Eerlijk als een kind.
Ontwapenend gevoelig. Bescheiden.
Een tikje te nuchter, misschien.
Alles aan jou is echt.
Jij troost mij - bij een aanrijding, bijvoorbeeld. Of hoge rekeningen, teleurstellende dates.
Ik troost jou, bij je eerste beproevingen.
Soms staan wij tegenover elkaar. Maar
wij zijn onvoorwaardelijk kameraden.
Goddank ben je niet perfect.
Blijf jezelf, lieve, lieve dochter.

Jolanda van Ee – De trouwe kameraad

2 april

Daar staat hij, bij de supermarkt, vastgebonden aan het fietsenrek. Hij kijkt me smekend aan en begint te kwispelen. Dit is voor mij het teken. Ik laat hem aan m'n hand snuffelen. Voorzichtig maak ik de riem los. 'Kom maar' zeg ik. Vol vertrouwen loopt hij met me mee. Mijn hart gloeit van blijdschap. Eindelijk mijn eigen hond. Dan hoor ik geroep. 'Daar! Daar is hij! Tommie!' De hond aarzelt. Ik kijk niet achterom en geef een rukje aan de riem. 'Kom Tommie, je hoort bij mij.' Samen rennen we de hoek om.

Elsbeth Boom – Koning Eenoog

2 april

In het land van de blinden is Eenoog koning.
De jaren beginnen te tellen. Sinds kort draagt hij zelfs een leesmonocle. Hij hield de krant steeds verder van zijn oog. Tja, dan telt ijdelheid niet meer.
Zeker, hij is het best gekleed van het hele land. Hij ziet er verdomd goed uit, al zegt hij het zelf. Zijn spiegeling is het met hem eens, 'de schoonste dat zijt gij.'
Maar niemand die hem ziet, hem werkelijk ziet. Koning Eenoog zucht. Hij heeft geen zin meer.
Hij loopt in zijn blote kont het bordes op. En het volk juicht.