Schrijftips van Verdonschot

In Schrijven Magazine nummer 2 van 2015 staat een artikel met journalist Leon Verdonschot. Hier volgt de rest van het artikel. Bestel het nummer hier na.

Leon Verdonschot (Geleen, 4 december 1973) is journalist (specialisatie popmuziek en literatuur), presentator, schrijver, radiomaker, regisseur en columnist. Hij publiceerde enkele non-fictieboeken, zoals De Heideroosjes, een teringtyfustakkeband, Pushing the limits, het leven van Keith Bakker, Hart tegen hart (2005) en Denvis, een rockroman (2009). Alles van elkaar (januari 2015) is Verdonschots debuutroman.

4. Maak een tijdschema

‘Ik heb tijdens het schrijven aan Alles van elkaar geleerd door te gaan wanneer het goed gaat en te stoppen wanneer dat niet zo is. Ik zei afspraken met vrienden af wanneer ik in de juiste flow zat. Ik herinner me nog dat ik in Berlijn naar de film Locke ging en door het fascinerende verhaal, waarin een man gefilmd wordt die vier levensveranderende telefoontjes moet plegen, zo'n drang kreeg om te schrijven, dat ik het Eels-concert afzei, waar ik later die avond naartoe zou gaan. Vroeger zou ik dat niet durven, was ik er gevoelig voor als mensen zeiden: “Dat kan toch ook morgen.” Nu weet ik dat dat niet zo is. Liever nu doorschrijven en in een avond drieduizend woorden schrijven dan morgen met pijn en moeite een minder goede tekst van duizend woorden.
‘Ik heb van zeven tot elf uur zitten schrijven die avond. Dat printen is trouwens wel typisch iets voor mij: ik printte ook de definitieve hoofdstukken allemaal uit. Die lagen op mijn tafel thuis, naast het tijdschema dat ik uiteindelijk maakte vanwege alle tijdssprongen. Ik schoof ermee, dacht goed na: kan deze scène hier wel? Moet je dan niet meer voorkennis hebben? En: wanneer laat ik de lezer meer weten dan het personage en wanneer blijft de lezer juist in het ongewis? De consequentie van de volgorde is groot! Ik vond het heel ingewikkeld en intrigerend tegelijkertijd.’

5. Kies een schrijfritueel

Whatever works! Ik ken veel schrijvers en ieder heeft zijn eigen schrijfritueel. De een trekt zich maandenlang terug, de ander werkt 's nachts, weer iemand anders schrijft elke dag een lap tekst en wist de dag erna bijna alles en ga zo maar door. De tip voor elke jonge schrijver is dus: kijk naar wat werkt voor jóu. Zelf werk ik het best in cafés. Alles van elkaar schreef ik in café Zondag in Maastricht en in Amsterdamse kroegen. Ik vind het prettig om op te gaan in de drukte van zo'n café. Ik kan er uren achter elkaar schrijven en vind het fijn wisselende beelden te zien wanneer ik even op kijk. Soms realiseer ik me pas aan het eind van de dag, bij het afrekenen, hoelang ik er eigenlijk al ben.'

6. Gebruik die deleteknop

Als een echte journalist ben ik geneigd veel uit te leggen, duidelijkheid te bieden aan de lezers, maar dat hoeft niet in een roman. Er moet juist ook veel ongenoemd blijven. Advies van mijn meelezers en veellezers neem ik daarom zeer ter harte.
‘Tegelijkertijd is het belangrijk om juist de anderen af en toe te vergeten en je te focussen op je eigen ideeën. Zelfkritisch blijven. Soms word je verliefd op een zin, maar weet je dat je hem moet schrappen. Hij voegt niks toe aan het verhaal, staat er maar een beetje in de weg. Dan moet je concessies doen. Niet makkelijk, maar je roman wordt er echt beter door.

7. Bereid je interviews goed voor

‘Denk van tevoren na over wat je wel en niet kwijt wil tijdens interviews. Ik gaf bewust meteen toe dat Alles van elkaar voor een groot deel autobiografisch is. Anders ga je ellenlang touwtje trekken met de journalist – wel/niet, terwijl er zo veel te bespreken is. Ik heb mijn vrienden wel gebeld dat ze de naam van mijn vriend waar dit verhaal door geïnspireerd is, niet moesten noemen wanneer journalisten zouden bellen. Ik besloot: daar ligt de grens. Hij heeft er niet om gevraagd, ik wil niet dat dit uitlekt.
‘En ach, dat kranten termen als “ex-hoerenloper” en “mamakindje” koppen, doordat ze een stukje van de werkelijkheid horen, dat begrijp ik. Ik zou het liever niet op mijn grafsteen zien staan later, maar snap als journalist de keuze voor zo'n prikkelende kop wel. Het gaat om de interviews zelf: die zijn tot nu toe erg helder en brengen de hoofdthema's van het werk goed in beeld. Gek genoeg vond en vind ik het erg spannend, geïnterviewd te worden: ik ben het gewend te praten, me te verdiepen in een werk, maar dat gaat altijd over anderen. Ik praat nu zo veel over mezelf, ik denk dat ik daarom na deze roman niet meteen weer fictie ga schrijven. Eerst weer tijdelijk in het hoofd van iemand anders kruipen.’

Techniek