Afbeelding
Foto Tineke de Lange
Foto Tineke de Lange
De VSB Poëzieprijs bekroont jaarlijks de beste Nederlandstalige bundel met een geldbedrag van 25.000 euro. Mirthe Smeets gaat voor Schrijven Online met de genomineerde dichters in gesprek. Deze keer Pieter Boskma.
Ik loop in principe elke dag minstens een uur buiten, door duin, bos, soms ook gewoon hier door het dorp (Heiloo, red.), vooral aan de westrand ervan, dicht bij mijn huis, met fraaie landschapsparken en zicht over de weilanden naar de duinen. Tijdens die wandeling begin ik aan een gedicht te werken dat getriggerd kan worden door vrijwel alles: een bepaalde lichtval, een geluid, iets anders dat je opvalt, of ook wel een plan voor een gedicht dat ik al had. Ik begin een gedicht tijdens zo’n wandeling, repeteer een paar keer wat ik heb bedacht tot ik het helemaal kan onthouden, snel dan terug naar huis en schrijf het op. Meestal komt de rest van het gedicht er dan vanzelf achteraan.
Het is hoe ik aan het begin van mijn dichterschap al werkte. Later ben ik gezwicht voor de computer, en heb toen jarenlang direct op de computer gewerkt. Daar had ik op een gegeven moment zo genoeg van (de hele tijd aan dat beeldscherm zitten naast die zoemende computer, die ongeduldige cursor die ritmisch lijkt te wenken: ‘komt er nog wat van?’) dat ik weer helemaal terug wilde naar het handwerk. Sinds een jaar of zeven doe ik dat weer, aanvankelijk met potlood, later met de pen, wat ik tot op heden doe. Het schrijven met de hand vind ik prettiger, rustiger, het past ook beter bij het werk dat ik nu maak, en dat verbonden is met lange wandelingen, waarin ik in mijn hoofd de gedichten begin te maken. Door het met de hand schrijven word je ook iets bedachtzamer, je denkt wel drie keer na voor je een regel opschrijft.
In eerste instantie begon het met Slauerhoff. De Stichting Literaire Activiteiten Utrecht had me gevraagd een gedicht over Slauerhoff te schrijven. Dat wilde ik wel. Hij kwam net als ik uit Leeuwarden, en belandde, ook net als ik, in de Jordaan in Amsterdam, waar hij studeerde. Ik schreef dat gedicht en toen ik het af had, dacht ik: ja, het gaat over Slauerhoff, maar het gaat net zo goed ook over mij. Toen heb ik het ‘Zelfportret als Slauerhoff’ genoemd. Ik wist meteen wat ik graag wilde creëren: een hele bundel vol zelfportretten. Waarom zou zoiets aan schilders voorbehouden blijven? Erna schreef ik ‘Zelfportret als weduwnaar.’
Het schrijven van Zelf was een tamelijk plezierige bezigheid, omdat het zo’n sterk concept was, het schrijven van al die zelfportretten. Het was moeilijk om te stoppen, maar dat heb je altijd als je met een goed idee, een goed concept bezig bent. Maar toen ik op een gegeven moment de volgorde van de gedichten die ik had geschreven aan het veranderen was, wist ik: nu moet ik stoppen, voor ik er in ga zwelgen. Ik vond het mooi de serie af te sluiten met ‘Zelfportret als weduwnaar’ en daar het lange laatste gedicht ‘Het verbeelde zelf’ op te laten volgen.
Verbazing. Ik dacht er totaal niet aan, was gewoon aan het werk toen ik werd opgebeld. Natuurlijk was ik ook verheugd. Ik lees vrij vaak uit Zelf voor, en veel verschillende gedichten eruit, want veel lenen zich goed voor voordracht. Op de tournee zal ik dan ook verschillende gedichten lezen.
Dat weet ik niet. Misschien. Maar dat geldt voor het schrijven van al mijn gedichten. Het geeft misschien troost dat je voor je gevoel iets zinnigs doet met je leven?
Mensen denken ook altijd dat ik met de bundel ‘Doodsbloei’ (de bundel waar Boskma twee maanden na het overlijden van zijn vrouw aan begon, een bundel van 252 gedichten, een requiem en ode aan de gestorven liefde, red.) het verdriet, de rouw van me afschreef, maar dat is niet zo. Ik haalde met die gedichten het verdriet en de rouw eerder naar me toe. Je gaat er dan tijdens het schrijven vol doorheen. Ik dacht aanvankelijk dat ik door het schrijven van zo’n boek eerder door de rouw heen zou zijn, maar achteraf betwijfel ik dat. Ik ben er door dat boek juist extra lang mee bezig geweest.
Bij het schrijven van ‘Doodsbloei’ was het serieus mijn bedoeling om een soort tussenwereld te scheppen, in die gedichten, waar ik als levende kon komen, maar waar ook de overledene kan komen, een wereld waar je weer samen kunt zijn, een nieuwe werkelijkheid, zij het in de taal. Daarom zeg ik ook in die bundel dat de hoogste werkelijkheid die van het gedroomde gedicht is. Zo ervaar ik dat trouwens ook.
In Zelf is het denk ik zo dat de wereld van voor de tragedie en die van na de tragedie door elkaar lopen. Ik speel daar sowieso met de werkelijkheid, die ik als het ware ‘oprek’ door allerlei elementen binnen te laten die niet als ‘werkelijk’ worden beschouwd, zoals dromen, verschijningen, visioenen. Er lopen bomen in rond, waaraan ik ook gedachten toeschrijf. Er zijn pratende dieren, een vrouw van hout, een zwevend kasteel boven de duinen… Ik heb wel eens gezegd: je moet de werkelijkheid aankleden anders is het maar een kale boel. Poëzie is de werkelijkheid in haar beste pak.
Poëzie is pure liefde… Ja, dat is mooi. Maar soms kan het ook pure woede zijn of pure wanhoop, zelfs pure razernij. Het is puur leven, misschien is dat het.
Poëzie is wat ik doe, het is zodanig met mijn leven verbonden dat ze zo’n beetje samenvallen. Het is mijn manier om me door het bestaan te slaan.
Ik raad jonge dichters aan vooral veel andere dichters te lezen, uit binnen- en buitenland. En zich te trainen in waarneming. Zoals in Zelf staat: ‘men opent zijn zintuigen en taal schiet door de schedel.’
Loop eens een flink eind door de duinen, of een ander (vooral heel stil) natuurgebied, maak het hoofd leeg en zet de zintuigen wijd open. Als het goed is, en als je goed oplet (kijken, luisteren, ruiken), hoor je vast en zeker het ruisen van vleugels: dat is het gedicht dat op je af komt suizen. Maar je kan ook de stad intrekken, ook daar strooit de muze met prachtige regels.
Uit het juryrapport bij de nominatie: In 'Zelf' doet Pieter Boskma een buitengewone poging om te verwoorden hoe de rouw om zijn vrouw doorwerkt tot in de kern van zijn dichterlijke persoonlijkheid. Zoekend naar een uitgang uit de rouw bewandelt hij een veelsporig ‘Padenpad’ in de vorm van 39 zelfportretten. Boskma beroept zich op de eeuwenoude wijsheden die liggen opgeslagen in de klassieke genres van klaagzang en epos. Hij gebruikt ritmewisselingen en stijlfiguren om de artificialiteit van het zelfbegrip uit te lichten. Dit proces van wording heeft op de dichter een geneeskrachtige uitwerking, al gaat het einde van de rouw gepaard met een afscheid van het zelf dat zijn vrouw heeft liefgehad. Wat overblijft is een ‘verbeeld’ of poëtisch zelf dat niet vastligt, maar zich voortbeweegt met een ‘in zichzelf besloten gang van schoonheid en voltooiing.’
Interview met dichter Pieter Boskma. Over zijn schrijfrituelen en over zijn bundel Zelf die genomineerd is voor de VSB Poëzieprijs 2016 vind je hier.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!