Oorlog en zachte krachten op literatuurfestival Winternachten

Tijdens Winternachten, op zaterdag 16 januari, trad Rodaan al Galidi op, zelfbenoemd Asielzoeker des Vaderlands. Het werd een hilarisch gesprek terwijl het toch over schokkende zaken ging. Rodaan al Galidi won verschillende literatuurprijzen en publiceerde meer dan een dozijn dichtbundels en romans, waaronder Dorstige rivier (Meulenhoff/Manteau, 2008) dat in het Engels werd vertaald. 14 januari verscheen Hoe ik talent voor het leven kreeg bij uitgeverij Jurgen Maas.

Spiegel met zoutzuur

Aanvankelijk wilde al Galidi naar Australië. Uiteindelijk reisde hij met een vals paspoort naar Nederland. ‘Want met donker haar wordt je in Nederland heel goed op drugs gecontroleerd maar naar je paspoort kijken ze bijna niet!’ zijn ogen glimmen. Hilariteit in de zaal. Al Galidi zat negen jaar in een asielzoekerscentrum. Daar kon hij Nederlanders goed observeren en beschrijven. De bewakers hoefden niets te verbergen, tegenover de asielzoekers hielden ze geen schijn op. Hij zag ze, precies zoals ze zijn.

Adriaan van Dis schuift aan. ‘Een spiegel met zoutzuur’ noemt hij Al Galidi’s nieuwe boek Hoe ik talent voor het leven kreeg, over zijn tijd in het AZC. ‘Het doet pijn er teveel in te kijken.’

Al Galidi: ‘ik had genoeg van het gezeik. Ik was het met extreem rechts eens en met extreem links en met alles wat ze over asielzoekers zeiden. Ik dacht ‘dit is geen land, dit is een dorp.’ Maar hij kon nergens heen. Negen jaar heeft hij in het gebouw, het AZC, doorgebracht. Werd hij boos? ‘Vergelijk het met een vertraging met de trein. Als je negen minuten later bent om in Den Haag, bij Winternachten te komen, dan ben je een beetje boos. Wat doe je als je negen jaar vertraging hebt? Je bent in staat een NS-medewerker te doden. Het is langer dan de eerste en de tweede wereldoorlog samen!’

Fred Teeven en de plaats van verbeelding

‘Dit boek schetst een poëtisch beeld van het AZC, een land op zich, met een eigen taal. Bewoners vinden een bezigheid waar ze hun bestaan omheen bouwen. Een man repareert kapotte vulpennen. Een beetje Zen en de kunst van het vulpenonderhoud. Dit is een belangrijk boek, ik hoop dat Fred Teeven het leest’ zegt van Dis. ‘Literatuur is dom geneuzel…’ Van Dis kan er niet over uit. Teeven heeft het echt gezegd en mensen vinden het prima. Is er geen plaats voor verbeelding in dit land?

‘Maar goed, aan de andere kant, er werd ook veel gejokt, toch? Iedereen in het AZC jokt.’ Al Galidi zwijgt. Van Dis dringt aan. Al Galidi: ‘het systeem bestaat uit een formulier. Dat is goed voor slimme en rijke mensen en het is slecht voor warme, poëtische mensen. Die zijn slachtoffer van een A4-tje. Heb je het goed ingevuld? Dan is Nederland fantastisch. Eén foutje in het A4-tje en je bent een leugenaar, dan ben je slecht.’ Het is puur Kafka.

Poëzie is bewuste naïviteit

Van Dis pleit voor de zachte krachten en leest Henriëtte Roland Holst. De zachte krachten zullen zeker winnen. Als mantra gebruikt hij het. Liefde is de zin van ‘t leven. ‘Iedereen is boos tegenwoordig.’ Het is besmettelijk. Natuurlijk, ook hij is boos. Maar hij gelooft in het wonder der zachte krachten. Heel dubbel. ‘Het is ook: tel je zegeningen.’ Hij vergelijkt het met het leven in het AZC. Te midden van de rotzooi en ellende kun je schoonheid vinden en léven. De naïviteit, die wil van Dis behouden. ‘Poëzie is bewuste naïviteit.’

‘Het is tijd om te pleiten voor zachte krachten’ zegt van Dis, ‘maar ook weer niet…’.

Het is een tijd van dubbelzinnigheden.

Door Marijn van Stralen

Techniek