Afbeelding

whoosh

Pixabay

Geluid, hoe verwerk je dat in je verhaal?

Als schrijver krijg je tijdens het schrijven van een verhaal ongetwijfeld te maken met geluiden. Zoals een schaal dat op de grond valt of een dialoog waarin stemgeluid wordt gebruikt. Maar wat is de beste manier om dit te beschrijven in je verhaal?

Onomatopeeën

Uitgeschreven geluiden zoals pats en aarggh heten onomatopeeën of klanknabootsingen. Dit soort geluidsbeschrijvingen komen veel voor in stripverhalen en zijn zelfs de inspiratie voor sommige muziekinstrumenten (bijvoorbeeld de bongo, maracas en kabassa) omdat deze vernoemd zijn naar het geluid dat ze maken. Voor het schrijven van een verhaal is het gebruik van onomatopeeën echter niet aan te raden, tenzij het gaat om kinder- of stripverhalen. Het kan een gek contrast geven met de rest van de schrijfstijl. 

Geluidsomschrijvingen

Het verwerken van geluid in je verhaal kan ook door middel van een geluidsomschrijving. Bijvoorbeeld: De auto schoot met een ronkende motor over het grind, dat luid knarste onder de wielen. Het geeft een duidelijk geluid weer, zonder dat het uit de toon valt met de rest van het verhaal. Het is hierbij wel belangrijk dat je niet te veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, want dit kan ook weer afleiden. ‘De ronkende motor’ is makkelijker te lezen dan de luide, trillende ronkende motor.

Geluid in dialoog

Het gebruik van geluid in een dialoog kan een verhaal ook levendig maken. Voorbeelden hierbij zijn: Ik wil niet bij je weg, snikte hij, of Dat meen je niet, hikte ik van het lachen. Je kunt hierbij aan de lezer duidelijk maken hoe iemand zich voelt, of hoe iemand klinkt. De meer ervaren schrijvers vermijden deze techniek liever, omdat het gezien wordt als een ‘goedkope’ manier om emoties over te brengen. In een goed geschreven dialoog zegt de toon van het citaat, woordkeuze, en context idealiter al genoeg. Of er wordt gekozen voor: Hij snikte. ‘Ik wil niet bij je weg’ / Ik hikte van het lachen. ‘Dat meen je niet!’ 

Techniek