#268 Denk niet aan morgen
In één klap ben ik wakker. Mijn hart klopt als een bezetene en automatisch rol ik me op. Zo klein mogelijk, terwijl ik mijn armen beschermend om mijn hoofd vouw, om het gevaar, dat altijd op de loer ligt, af te weren.
Ik wacht, tien seconden, twintig. Niets. En dan weet ik het weer. Bob, ik ben bij Bob. Of was het Bas? Naast me klinkt een zware ademhaling en voorzichtig draai ik me om. In het halfdonker ontwaar ik een grote gestalte, slechts een paar centimeter bij me vandaan. Als een walm van lichaamszweet en verschraalde alcohol mijn neus binnendringt, voel ik gal omhoog komen. Ik sla een hand voor mijn mond, probeer te slikken, sluit mijn ogen.
Beelden van afgelopen nacht flitsen voorbij. De regen, de kou, en Bob. Of Bas. Die me meevroeg naar zijn huis. De portefeuille die hij me voorhield. En daarna weer de kou. De kou die overal doorheen drong.
Heel voorzichtig schuif ik onder de lakens vandaan. Mijn blote voeten raken het hoogpolig tapijt en zo zacht mogelijk sprokkel ik mijn kleren bij elkaar. BH, slipje, kapotte jeans en een hoodie. Even raak ik in paniek als ik mijn sneakers niet vind, maar dan herinner ik me dat ik ze van Bob bij de voordeur uit moest doen.
Net als ik de kamer uit wil lopen, beweegt Bob, zijn stemt bast door het donker ‘Nog niet!’
Ik verstijf. Kippenvel trekt langs mijn ruggengraat omhoog. Ik wil rennen, maar het lukt niet. Hulpeloos wacht ik op het moment dat Bob me weer terugtrekt naar het bed. Maar dan hoor ik gesnurk. Ik kijk om. Bob ligt op zijn rug. Zijn armen gespreid over de verkreukelde lakens, zijn ogen gesloten. Nu twijfel ik geen moment en ren de slaapkamer uit.
Ik snel de trap af en probeer de pijn in mijn onderbuik te negeren. Ik moet hier weg. Zo snel mogelijk.
Bij de voordeur trek ik in één beweging mijn sneakers aan, maar voordat ik naar de deurklink reik, twijfel ik. Weer flitsen beelden van de vorige avond voorbij. Grote vlezige handen die mij richting woonkamer duwden; de zwarte eettafel, het gladde, koude tafelblad, de portefeuille.
Ik kijk naar boven, weeg mijn kansen en schiet dan de woonkamer in. Door een kier in de gordijnen valt een miezerig straaltje ochtendlicht naar binnen. Ik heb geluk. De portefeuille ligt nog op zijn plek. Zonder een spoortje schuldgevoel gris ik hem van de tafel en trek een spurt naar de voordeur.
Ik staar naar buiten. Mijn handen gevouwen om een kop warme thee. Voor me staat een bord met een dampende uitsmijter. Maar ondanks mijn knorrende maag, krijg ik geen hap door mijn keel. Ik wil in bad, ik wil me douchen en alle sporen van afgelopen nacht van mijn lichaam wassen. Ik wil wegkruipen in de armen van mijn moeder, haar vasthouden en vertellen waarom ik deed wat ik deed. Zij zou het begrijpen. Ze zou mijn haar strelen en zeggen dat er niets te vergeven valt. Haar aanraking zou alles goedmaken en ik zou nog steeds haar kleine meisje zijn.
Met het laatste restje thee slik ik mijn tranen weg. Mama zou me nooit verdrietig willen zien. Ik pak de portefeuille van Bob en doorzoek de vakjes. Twee briefjes van 50 en wat losgeld, een betaalpas en een creditcard. Ik heb geluk.
Ik leg het losgeld op tafel en loop de drukke winkelstraat in. De zon begint te schijnen en heel even voel ik haar warmte op mijn gezicht. Ik zucht en weet wat me te doen staat. Eerst naar de Primark, schone kleding kopen, dan naar het hotel aan de rand van de stad. Inchecken, douchen en daarna slapen, slapen, slapen.
Wat er morgen gebeurt? Wie ik morgen zal zijn? Ik heb geen idee. Maar vandaag ben ik veilig. Vandaag besta ik.
Wat een "mooi" verhaal. Ik
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Chantal, … tjee, wat
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol
Hoi Chantal, Prachtig verhaal
Lid sinds
6 jaar 8 maandenRol
Helder geschreven en leest
Lid sinds
5 jaar 1 maandRol
Chantal, hierboven al door de
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Heel beeldend geschreven,
Lid sinds
7 jaar 10 maandenRol
Dank jullie allemaal voor het
Lid sinds
13 jaar 9 maandenRol
Een fijn verhaal om te lezen
Lid sinds
5 jaar 10 maandenRol