# 179 De tas
Op een middag ontmoette een man en een vrouw elkaar op de dijk in het westen van het land. Was het toeval, of hadden ze het afgesproken? De vrouw had een tas bij zich, van opvallend rode kleur en het was duidelijk dat er iets zwaars in zat.
Het waaide hard op de dijk. Ze had haar handen diep weggestopt in haar zakken en liep het stenen trapje op die haar naar de top van de dijk zou brengen en een uitzicht op een wilde zee beloofde. Ze zag een gedaante staan boven aan de trap. Hij stond met zijn rug naar haar toe, zijn haren in een ingewikkelde dans verstrikt. De vrouw keek en bleef kijken. Ondanks de wind die in hun oren brulde, leek hij te weten dat ze bijna boven was. Toen de vrouw de laatste tree nam, draaide hij zich om. Zijn ogen vonden die van haar. Zijn ogen.. “Jij?”, haar stem klonk ijl en verraadde haar verbazing. “Laten we een stukje lopen”, zei hij.
De zee was inderdaad wild, grote golven leken met elkaar te concurreren welke het hoogste kwam. De vrouw probeerde zich op de zee te concentreren. Het duurde even tot hij dan eindelijk sprak. De vrouw wilde dat hij zijn mond hield, ze had wel eeuwig zo willen lopen, in de wind met haar blik op de zee gericht. “Ik weet wat je hebt gedaan. Dat weet je. De vraag is wat we eraan gaan doen. Jij kunt mij helpen, dan help ik jou”.
De vrouw schoot in de lach om die laatste zin. Van de regen in de drup, dacht ze. De arrogantie. Hij zei niets. Wachtte af als een slang, die zijn slachtoffer een dodelijke beet heeft toegebracht en wacht tot het beestje uit gesparteld is. Maar de vrouw zou niet spartelen. “Ik ben niet van plan jou te helpen”. De wind leek zich tussen hen te wringen, de sfeer veranderde abrupt. “Ik kan je kapot maken”, zei hij. Zelfs zijn stem klonk anders. De arrogantie was er vanaf. Woede leek er voor in de plaats gekomen te zijn. “Misschien ben ik al kapot”, zei ze. “Wat valt er dan nog stuk te maken. Wat jij wilt is het enige dat ik nog heb. Denk je werkelijk dat ik dat aan jou ga geven?” Ze was gaan schreeuwen, maar de woorden werden grotendeels door de wind verstomd. Dat irriteerde haar, wat ze te zeggen had was te belangrijk om door de wind verpest te worden.
Ze verhief haar stem nog meer. “Jij krijgt niets van mij, doe maar wat je wilt”. Haar geschreeuw leek hem juist te kalmeren. “Misschien moet ik nog iets toelichten. Jij bent misschien kapot, maar zij nog niet”. Hij pakte een foto uit zijn jaszak. Het was lastig om te zien wie er op stond, de hoekjes waaide de hele tijd om. Maar ze hoefde de hele foto niet te zien om te weten wie het was. De blonde krulletjes, haar mond. “Nee”, zei ze. Ze wilde hem vragen stellen, hoe, waar? Maar hij was niet de man aan wie je dat soort vragen kon stellen. “Denk erover na”, zei hij. “Ik neem binnenkort contact met je op”. Hij keek haar aan met die ogen en draaide zich om. De vrouw bleef staan in de wind en keek hoe zijn gedaante steeds kleiner werd. Haar tas voelde zwaar aan haar schouder. Alsof de inhoud het haar kwalijk nam niet van nut te zijn geweest.
(iets aangepast en meer kon en wilde ik niet schrappen..)
Ha Marieke1980, Boefje,
Lid sinds
9 jaar 7 maandenRol
Darkvalley dank voor je
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol
Ha Marieke, Dat is natuurlijk
Lid sinds
9 jaar 7 maandenRol
Ik denk dat er hier en daar
Lid sinds
9 jaar 2 maandenRol
@gs Ja, ik moet het
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol
Ik vind het een interessant
Lid sinds
6 jaar 10 maandenRol