#151 Een raadsel
Een raadsel
‘Kees, ik heb een raadsel. Luister …’
‘Annie, lieve meid, niet nu. Ik heb een kater van hier tot het kippenhok.
Die fles wijn van de Aldi, met een ziel zo plat als het tafelblad en een percentage alcohol van maar tien procent … dat bocht speelt me parten. Ik heb barstende koppijn. Doe maar een andere keer.’
‘Nee, nu! Ik wil dat je het nú oplost … met dit brakke brein van je. Ik wil weten hoe het werkt bij jou.’
‘Oké, laat maar komen, maar verwacht er niks van.’
‘Luister: midden in het korenveld ligt een man. Hij is zo dood als een pier en draagt een smoking. Ook is hij geblinddoekt. De halmen rondom hem zijn ongebroken. Rara, hoe is die ongelukkige daar terecht gekomen?’
‘Hoe weet jij dat die man ongelukkig is? Hij is morsdood. Dan ben je gelukkig noch ongelukkig. Die man verkeert in de meest zuivere toestand van het evolutionaire proces, de dood. Alle aardse leven is een verstoring van dit kosmisch gebeuren … een uitzondering … komt nergens anders in het heelal voor en het zal geen lang leven beschoren zijn. In een mum van tijd in de kosmische eeuwigheid zal het leven zichzelf weer vernietigen. Die man in dat korenveld weet daar alles van. Dat is de oplossing.’
‘Nee Keesje, dat is geen oplossing. Jij zit weer gewoon te ouwehoeren, zoals altijd. Jouw brein is wormstekig … zo rot als een mispel. Je zit me te verneuken.’
‘Sorry, lieverd, ik zal om je een plezier te doen en voor de afwisseling, uit een ander vaatje tappen. Ik ga je ombouwen. Jij bent een heks. Met wat meer zout en peper erbij ben je een gemene heks; ook afgrijselijk. Lange grijze haren heb je, een haakneus en een spitse, vooruitgeschoven kin. Je hebt hangtieten die onder je blouse vandaan komen, over de rand van je vuile rok heen. En je stinkt naar rotte mierikswortel. Als je je mond opent om iets te krijsen, kleppert je zelfgemaakte gebit van wolventanden. Je hebt een bochel en steunt op een stokje van espenhout. Zo lijk je sprekend op de heks van Hans en Grietje. Alleen, jij verdient niet de kost door het vetmesten van kinderen voor de verkoop en eigen slacht. Nee, jij gaat dagelijks naar de nabijgelegen abdij en biedt daar je diensten aan tot genot van de opgesloten kloosterlingen. In ruil daarvoor krijg je inkt en vellen geschept papier, waarop je je liederlijke verhalen schrijft.
Om een paar stuivers extra te verdienen ontvang je op de eerste dag van de wassende maan een aantal leerlingen die je onderricht in het schrijven van verzen en verhalen.
Bij de laatste nieuwe maan gaf je ze de opdracht een verhaal te schrijven over Hansje, die jij had betoverd tot het gewicht van een heggenmus, met vleugels als een vleermuis. Op zijn vlucht boven een gersteveld zag hij tussen de ongebroken aren een monnik liggen, gekleed in zijn zondagse habijt, in de geur van ontbinding.
Niet meer dan driehonderd woorden mogen jullie gebruiken, zei je er met een valse grijns achteraan. Wee je gebeente.'
Stella M. schreef: Dos
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Marietje schreef: Geniale
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
jules du lac schreef: Dos,
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Het hilarische is vergroeid
Lid sinds
9 jaarRol
marlie schreef: Het
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Wat een levensvreugde klinkt
Lid sinds
8 jaarRol
'leeghoofd' schreef: Wat een
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol