Tijdsgebruik in zinnen
Mij is altijd verteld dat ik in een verhaal consistent taalgebruik moet hebben, geen tegenwoordige en verleden tijd door elkaar. Maar nu vraag ik me af hoe ik dat in dit stukje het beste zou kunnen doen.
Als Jack weer terug is komt Melanie stampvoetend op hem af gelopen. “Jack! Waar was je? We zouden gaan trainen vandaag.”
“Ik was wandelen.”
“Met je vriendinnetje zeker, dus zij is belangrijker voor je dan wij zijn?”
“Wat is er opeens mis met je Mel? En ja, ze is belangrijker dan de meeste hier, maar ik ga niet tussen jou en haar kiezen als je dat bedoelt. Je bent mijn zusje, dus natuurlijk ben je belangrijk voor me, maar soms heeft iemand anders ook wat gezelschap nodig.”
“Laat maar, ik ga wel alleen trainen.” Melanie liep verontwaardigd de trap op richting de trainingszaal.
Dit stuk is nog niet herschreven, dus mijn excuses als het dialoog een beetje slap over komt of niet lekker loopt, maar dat komt allemaal later. Waar ik nu graag wat tips bij wil hebben is de eerste zin. Ik heb het nu in chronologische volgorde, eerst kwam Melanie stampvoetend naar Jack toe, toen kwam het dialoog, toen ging Melanie weg om te trainen. Moet ik die eerste zin dan ook in de verleden tijd zetten?
* verplaatst naar stijl en
Lid sinds
15 jaar 4 maandenRol
Het wordt me uit dit stukje
Lid sinds
14 jaar 1 maandRol
De rest van het verhaal is in
Lid sinds
12 jaar 5 maandenRol
De vraag is elders eerder op