#406 Onbeschrijflijk leed (versie 3)
(versie 3)
Voor me ligt het lichaam van een meisje. Volgens het politierapport werd het driejarig kind levenloos gevonden in het huis van haar moeder en stiefvader.
Mijn assistent staat klaar om mijn bevindingen te noteren.
‘Op voor- en achterzijde zijn meerdere blauwe plekken te zien. Gezien de verkleuring, niet ouder dan een paar dagen.’
Op haar rechter arm zie ik een aantal rondvormige littekens. Ik vergelijk ze met die op het andere armpje.
‘Op beide armen littekens te zien, mogelijk verwondingen van het uitdrukken van een sigaret.’
Ik kijk op en zie mijn assistent een paar keer flink slikken.
‘Gaat het, Frank?’
De man ziet bleek om zijn neus, maar knikt.
‘Dan gaan we verder.’
Ik draai het kind op haar zij. Blonde krullen vallen over haar gezicht. Op haar rug zie ik rode striemen in diverse gradaties; enkelen vers, de meesten al wat ouder.
Op de röntgenfoto’s zag ik de nodige breuken. In mijn rapport zal ik het in medische termen moeten omschrijven, het woord wat nu in mij opkomt als ik naar het kind kijk, is boksbal. Ik draai het kind weer op haar rug. Een blonde krul blijft op haar voorhoofd hangen en ik veeg het opzij.
Na het uitwendige onderzoek ga ik kijken naar mogelijke inwendige letsels. Ik pak een scalpel en maak de eerste incisie. Mijn assistent kan met moeite een kokhalsneiging onderdrukken. ‘Het is toch verschrikkelijk wat ze met dit kind …’
‘Stop!’ onderbreek ik hem. ‘Het is onze taak dit objectief te beoordelen. Wij constateren enkel. Wat er daadwerkelijk met het kind gebeurd is, is een taak voor de politie om vast te stellen.’
Mijn assistent knikt; op zijn gezicht staat afkeer te lezen. ‘Hebt u er geen moeite mee? God weet wat dit kind moest doorstaan.’
‘Ik snap wat je bedoelt, maar we kunnen ons in dit vak niet veroorloven persoonlijke gevoelens toe te laten.’
Na het afronden van het onderzoek lees ik de notities zorgvuldig door. Voor ik aan mijn verslag begin, loop ik naar de kleedruimte en leeg mijn maaginhoud in het toilet.
****
(versie 2)
Voor hem ligt een meisje van amper drie jaar oud. Na een melding van huiselijk geweld werd ze levenloos aangetroffen door de politie; haar moeder en stiefvader werden gearresteerd. In de media zag hij een foto van het meisje in de armen van haar vader, gemaakt op de dag vóór ze overleed. Met grote kijkers en een lach op haar gezicht keek ze naar degene die de foto nam.
Nu ligt ze met haar ogen gesloten op het koude staal van de tafel. Het engelachtige gezichtje is getekend door donkere verkleurde plekken. Ook de rest van haar fragiele lijfje is niet ongeschonden gebleven. Op de röntgenfoto’s zijn meerdere fracturen te zien en hij probeert zich een beeld te vormen van wat het kind is overkomen. In de loop der jaren heeft hij als forensisch patholoog een eeltlaag op zijn ziel gekweekt. Hij moet zijn emoties buitensluiten en onbevangen kijken naar wat de lichamen op de snijtafel hem “vertellen”, maar er zijn gevallen die hem zelfs na zoveel jaar nog koude rillingen bezorgen.
Waar hij bij volwassenen zijn gevoel uit kan schakelen, lukt hem dat bij kinderen erg moeilijk. In wat voor donkere, wrede wereld leven we dat een kind zo aan haar einde moet komen? Kinderen kunnen je tot de rand drijven en je verleiden tot het geven van een corrigerende tik, maar een gezond brein trekt daar de grens. De verwondingen die hij hier constateert, zijn vele malen grensoverschrijdend. Hij mag niet oordelen, moet professioneel blijven, maar het kost hem veel moeite.
Hij strijkt het meisje door haar blonde haren en onderdrukt de neiging haar in zijn armen te nemen. Ze had gewiegd en geknuffeld moeten worden, ze had huppelend door het leven moeten gaan en op moeten groeien tot een mooie vrouw. Dat haar op zo’n wrede wijze een heel leven is ontzegd, vervult hem met ontzetting en afschuw. Zijn gedachten gaan uit naar de vader. Hoe kom je zo’n verdriet ooit te boven?
Om de interne verwondingen aan het licht te brengen, moet hij haar lijfje nog verder verminken. Met tegenzin pakt hij zijn scalpel en onderdrukt een gevoel van misselijkheid.
***
(Versie 1)
In de loop der jaren heeft hij als forensisch patholoog een eeltlaag op zijn ziel gekweekt. Hij moet zijn emoties buitensluiten en onbevangen kijken naar wat de lichamen op de snijtafel hem “vertellen”. Dat lukt over het algemeen zonder problemen, maar er zijn gevallen die hem zelfs na zoveel jaar nog koude rillingen bezorgen. Zoals nu.
Voor hem ligt een meisje van amper drie jaar oud. Na een melding van huiselijk geweld werd ze levenloos aangetroffen door de politie; haar moeder en stiefvader werden gearresteerd. In de media zag hij een foto van het meisje in de armen van haar vader, gemaakt op de dag vóór ze overleed. Met grote kijkers en een lach op haar gezicht keek ze naar degene die de foto nam.
Nu ligt ze met haar ogen gesloten op het koude staal van de tafel. Het engelachtige gezichtje is getekend door donkere verkleurde plekken. Ook de rest van haar fragiele lijfje is niet ongeschonden gebleven. Op de röntgenfoto’s zijn meerdere fracturen te zien en hij probeert zich een beeld te vormen van wat het kind is overkomen.
Waar hij bij volwassenen zijn gevoel uit kan schakelen, lukt hem dat bij kinderen erg moeilijk. In wat voor donkere, wrede wereld leven we dat een kind zo aan haar einde moet komen? Kinderen kunnen je tot de rand drijven en je verleiden tot het geven van een corrigerende tik, maar een gezond brein trekt daar de grens. De verwondingen die hij hier constateert, zijn vele malen grensoverschrijdend. Hij mag niet oordelen, moet professioneel blijven, maar het kost hem veel moeite.
Hij strijkt het meisje door haar blonde haren en onderdrukt de neiging haar in zijn armen te nemen. Ze had gewiegd en geknuffeld moeten worden, ze had huppelend door het leven moeten gaan en op moeten groeien tot een mooie vrouw. Dat haar op zo’n wrede wijze een heel leven is ontzegd, vervult hem met ontzetting en afschuw. Zijn gedachten gaan uit naar de vader. Hoe kom je zo’n verdriet ooit te boven?
Om de interne verwondingen aan het licht te brengen, moet hij haar lijfje nog verder verminken. Met tegenzin pakt hij zijn scalpel en onderdrukt een gevoel van misselijkheid.
Zeker, maar de wekelijkse…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Zeker, maar de wekelijkse schrijfopdrachten vind ik leuker. Ook daar is schrappen belangrijk om binnen het woordenaantal te blijven.
Fief, het lijkt er op dat je…
Lid sinds
4 jaar 2 maandenRol
Fief, het lijkt er op dat je je verhaal minder smartlap hebt willen maken, want ik zie dat je de smartlapfrases verwijderd hebt in versie drie.
Waarom eigenlijk een nieuwe versie? Gezien de reacties waren de meeste lezers vol lof.
Je inleiding is ook gesneuveld op één zin na:
Jammer dat deze er nog staat, want hiermee is alles gezegd en het haalt de noodzaak weg om de rest van het verhaal te lezen. Beter ware het geweest de forensisch patholoog direct aan het werk te zetten. Gaandeweg zijn onderzoek ontstaat er een beeld bij de lezer van welk drama zich in het leven van het kind heeft afgespeeld; ondervoeding, oude en recente littekens en breuken maken wel duidelijk dat er geen sprake is van een ongeluk of toevallige moordenaar, maar van langdurige, structurele mishandeling.
Lijkschouwer en assistent werk voor mij ook niet. De belerende woorden van de schouwarts stuiten mij tegen de borst. Ik denk dat een schouwarts en meekijkende rechercheur een beter duo zou zijn. Zo kun je mooi spelen met de verschillen: een arts die in medische termen de feiten opsomt en een politieambtenaar die deze interpreteert. Het had een mooi contrast kunnen opleveren.
Iets over de lezer aan het werk zetten:
Heftig, zeg het eens zo:
Negen littekens op de rechterarm van brandwonden. Rond, met een doorsnede van zeven tot acht millimeter. Rookt één van de ouders?
Hier wordt het brein van de lezer even aan het werk gezet. Het kost even tijd de informatie te verwerken en als het doordringt, is de schok groter.
Deze zin wekte bij mij veel ergernis op. Het maakte mij namelijk duidelijk dat de auteur geen moeite heeft gedaan grondig onderzoek te doen. Deze termen hadden namelijk gewoon in het verhaal moeten staan; een schouwarts kent die termen al.
Als ik een verhaal schrijf, besteed ik meer tijd aan onderzoek dan aan het schrijven zelf. In dit geval had ik internet afgestruind op zoek naar informatie over het schrijven van schouwrapporten en naar voorbeelden. Ik had mij verdiept in de taal van de medicus en deze verwerkt in het verhaal.
Je zult misschien geen tijd hebben gehad om dit te doen, maar het riekt naar gemakzucht. Had de schouwarts wat medische termen gebruikt, dan werd deze meteen ook een stuk levensechter en geloofwaardiger.
Musonius, het was geen…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Musonius, het was geen gemakzucht. Slechts een poging om het op een meer emotieloze manier te schrijven zoals jij voorstelde. Inderdaad, er was meer voorwerk nodig, maar daar had ik geen tijd voor. Morgen nieuwe kans.
Met de zin die jij aanhaalt, weet de lezer nog niet wat er gebeurd is. Deze info is naar mijn idee wel nodig om de lezer te triggeren.