#285 Koud gesprek
Ollie plaatst met duim en wijsvinger een peuk in zijn mondhoek; zijn zwarte ogen kort verlicht door de vlam van zijn aansteker. Mijn ogen glijden naar de afbeelding op de aansteker wanneer Ollie het uit de buikzak van zijn hoodie vist. Het plaatje van een zwaan half afgebladderd door het krabben met zijn duimnagel. Hij kon nooit goed stilzitten, altijd wiebelend met een been, trommelend met zijn witte spinnenvingers op een oppervlak of trekkend met een spiertje in zijn kaak. Ik vraag me af hoeveel objecten gemarkeerd zijn door Ollie, puur doordat het in zijn handbereik was en hij niet wist wat hij anders moest doen.
Ik kijk naar buiten en zie de staalgrijze lucht en het zwiepen van kale boomtakken, zijn balkon verspert de rest van het zicht. De wind huilt wanneer Ollie's rookpluimen de kamer vullen. 'Ik zie je haast nooit meer.' zegt hij. Geen verwijten, gewoon een constatering. Toch snijdt het zoals de wind buiten. 'Klopt.' zeg ik verontschuldigend. Zijn toon vraagt niet om een excuses maar toch wil ik deze geven. Vreemd wat vriendschap, of de geest ervan, met je kan doen. 'Komt het door de depressie?' hij kijkt uitdrukkingsloos naar de zwaan en ik voel mijn maag samentrekken. 'Waarom denk je dat?'
Hij krabt aan de oranje poten op zijn aansteker en geeft geen antwoord. 'Het komt door veel dingen denk ik. Ik zit volop in de studie, weet je. Moet veel opdrachten doen, zit in een bestuur en-'
'Ja, dat zei je al een keer.' zegt hij vermoeid. De ramen wiebelen in hun kozijnen en ik hoor een klap buiten. Bezorgd sta ik op en kijk of mijn fiets zijn mannetje staat tegen Ciara. Hij hangt aan een van de handremmen aan het ijzeren hek waar ik hem geparkeerd had. Het hekwerk wiebelde gevaarlijk heen en weer als een tuimelpoppetje.
'Ik weet niet wat je verwachtte, maar ik ben in orde. Je kunt gaan.' Ollie kijkt naar de deur waar hij me doorheen wilt zien verdwijnen. De blauwe rook tegen het plafond maakt dat ik me onwelkom voel. Verdwijn, blaast hij. Verdwijn, zegt de wind buiten. Verdwijn zodat hij niet weer dezelfde fout maakt. Op mij kun je niet leunen, net zo min als dat hek waar mijn fiets zich aan vastklampt.
Onze beste tijden waren zomers geweest.
Hoi Fio, intrigerend verhaal…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Hoi Fio, intrigerend verhaal, maar het roept bij mij veel vragen op. Wat is de relatie tussen de beide personen? Wat is er tussen die twee voorgevallen? Vooral die laatste zin roept vragen op. Hij zou van mij weggelaten kunnen worden.
Misschien moet ik het verhaal gewoon nog een paar keer lezen.
De zwaan heb je in ieder geval mooi in het verhaal verwerkt.
Maar het is met recht een koud gesprek. Het weer maakt het er ook niet beter op.
Ik heb een paar opmerkingen over de tekst:
Zijn toon vraagt niet om een excuses --- een excuus of de "een" weglaten.
waar ik hem geparkeerd had. --- waar ik hem (tegenaan) geparkeerd heb.
Het hekwerk wiebelde --- wiebelt.
waar hij me doorheen wilt zien verdwijnen --- waar hij me doorheen wil zien verdwijnen.
Onze beste tijden waren zomers geweest. --- ik struikel over deze zin. Als je die er in laat, zou ik hem anders formuleren.
Ik zou ook de gesproken tekst op een nieuwe regel zetten. Dan komen ze beter tot hun recht.