Afbeelding
Foto: Pexels
Foto: Pexels
Na ruim driehonderd fictie-manuscripten vond ik het hoog tijd mijn meest geopperde verbetertips op te sommen. De meeste hiervan zijn van toepassing op de personages. Met reden: zonder realistische personages komt je verhaal niet tot leven.
Varieer met personagenamen. Tom, Toby en Thomas lijken verwarrend veel op elkaar – ook al is Toby een kat.
Laat ieder personage op een nieuwe regel aan het woord, aangevuld met ‘zei X/Y’ et cetera als hier onduidelijkheid over kan bestaan:
‘Filmpje pakken vanavond?’ vroeg Henk aan zijn vrouw.
‘All you Need begint over vijf minuten, schat.’
‘Pff, ik vraag de jongens wel.’
‘Die hebben morgen tentamens, schat.’
‘Draait Star Wars al, pap?’ riep David van boven.
Laat je personages in hun éígen woorden praten of denken, dus inclusief stopwoordjes, koosnaampjes (‘schat’), vloeken en humor (of een kenschetsend gebrek hieraan), liefst zonder ze clichés en platitudes in de mond te leggen – tenzij je ze bewust als stereotypes wilt neerzetten.
Leg je personages ook geen woorden van de verteller in de mond. Want ook al pleit ik er in tip 5 voor om de lezer vooral via de dialoog te informeren, een citaat als hieronder mag je je personages écht niet aandoen:
‘Dus je moeder, die jou al vijf jaar niet heeft gesproken omdat ze Suze niet kan uitstaan, heeft je gisteren gebeld op je veertigste verjaardag?’
Door wiens ogen beleven we het verhaal? Kies één perspectief per hoofdstuk, scène of alinea.
In onderstaande scène (in de derde persoon) ligt het perspectief bij de naamloze man:
De barista kwam hem wel heel bekend voor…
‘Wat kan ik voor je maken?’ vroeg ze.
Emma! Zó heette ze! Hoe kon hij dat nou vergeten? Zou ze hem nog herkennen, na al die tijd? Al was het natuurlijk bij die ene nacht gebleven.
‘Meneer?’ Er waren blosjes op haar wangen verschenen.
Of Emma hém herkende blijft hier in het midden, dat valt immers buiten zijn perspectief.
In sommige manuscripten, vooral thrillers, lijkt het of de schrijver niet kon wachten al zijn kaarten op tafel te leggen – met alle gevolgen van dien voor de spanning. Maar waarom zou je de lezer vooraf informeren en voorbereiden op wat komen gaat? Laat bijvoorbeeld nog even in het midden waarom oma niet over haar verleden wil praten.
Een efficiënte manier om je kaarten een voor een uit te spelen, is wachten tot oma of je personages het – wát dan ook – vanzelf ter sprake brengen.
Informeer de lezer elk geval niet dubbelop, dus eerst buiten de dialoog en vervolgens via. Informeren via de dialoog heeft bovendien als voordeel dat de lezer tegelijkertijd je personages leert kennen, door hun manier van vertellen en wedervragen stellen – zie tip 3.
Zo ongeduldig als de schrijver soms lijkt om de plot prijs te geven, zo onzeker lijkt hij soms of de lezer wel begrijpt hoe een personage zich voelt of iets bedoelt. Met hetzelfde resultaat: hij vertelt het dubbelop.
Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:
Veerle kon haar teleurstelling amper verbergen. (*)
‘Hoe bedoel je, zonder mij?’ vroeg ze beteuterd.
En:
Mark schaamde zich rot. (*)
‘Tja, het was laat en ik, uhm…’ Hij staarde naar zijn schoenen.
En:
Hij stond te popelen om het haar te vertellen. (*)
‘Heleen, je raadt nóóit wat ik gehoord heb!’
Alle *-zinnen mogen van mij worden geschrapt: de zin erna maakt ze overbodig.
Om tip 5 en 6 samen te vatten: snoer de verteller de mond en laat de personages zo veel mogelijk aan het woord. Onder ‘aan het woord’ versta ik tevens de interne monoloog van personage tot lezer; dat is immers de magie van fictie.
In veel manuscripten lijken de inspanningen van de schrijver zich te hebben vertaald naar de plot en personages: zo serieus, zo ‘literair’. Maar je lezers (en je redacteur, wat dat aangaat) willen uiteindelijk gewoon vermaakt worden, ook als je een bloedstollende thriller of Grote Roman schrijft.
Neem een voorbeeld aan Stephen King. Maakt niet uit hoe gruwelijk zijn verhalen, er is altijd ruimte voor een lach. Zo moest ik hardop proesten om de scène in Kings Revival waarin een narrige opa zijn oude bluesgitaar van zolder haalt: ‘Eens kijken of ik die bitch nog kan stemmen.’
Het gaat me trouwens niet per se om een schaterlach: een glimlach kan al de nodige lucht brengen in een zwaarmoedig verhaal over bijvoorbeeld zelfmoord.
Gebruik de voltooide tijd alleen om flashbacks in te luiden. Dus:
Hij was die avond al vroeg van huis vertrokken. (De zinnen erna mogen vervolgens in de onvoltooide tijd.)
Gebruik in alle andere gevallen de onvoltooide tijd. Dus:
Hij vertrok die avond al vroeg van huis.
Het grote nadeel van de voltooide tijd is namelijk dat de beschreven scène al achter de rug ligt. De lezer krijgt hierdoor het idee dat hij er niet bij mocht zijn.
Zet minimaal één kritische proeflezer op je manuscript en beloon hem of haar per gevonden inconsistentie (taalfouten uitgezonderd) met een speciaal biertje of chocoladereep. Daar doe je tevens je redacteur een plezier mee, want het is knap lastig een manuscript te redigeren als er nog inhoudelijke onjuistheden en onduidelijkheden in staan.
Rob Steijger werkt als freelance redacteur voor zowel uitgevers als schrijvers en is gespecialiseerd in fictie en verhalende non-fictie. Zijn website: www.fzeven.nl
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Comments
Rob Steijger, Goede tips, nr…
Rob Steijger,
Goede tips, nr…
Rob Steijger,
Goede tips, nr. 8 in het bijzonder. (Er zijn schrijvers vrijwel alles in de vvt schrijven.)
Extra tipje, laat werkwoorden werken en vermijd de loze werkwoorden: 'Er waren blosjes op haar wangen verschenen.' - Er verschenen blosjes op haar wangen. (consequent ovt)
Scherp gezein, Jan. Ik had…
Scherp gezein, Jan. Ik had…
Scherp gezien, Jan. Ik heb er zelfs nog even over getwijfeld (omdat ik hier in feite mijn eigen ovt-advies tegenspreek), maar het is een verkorte manier om te zeggen: terwijl hij stond te mijmeren waren er blosjes ... etc.
Hij zag het niet gebeuren, maar constateerde het achteraf.
Zo, ingedekt :-)
Maar bedankt!