Lid sinds

9 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#275 Een zomersprookje (in een ander seizoen)

 

 

Het flikkerend licht van de overhangende kerstslingers schijnt schel in haar ogen en de snijwind priemt in haar wangen. Toch zet ze haar voeten verder op de straatstenen en blijft ze haar broer meeslepen.
Als de vage nachtgestalten die de sneeuw wil uitwissen strompelen ze voort.

Plots klapt met verblindend licht een deur open
‘Zo alleen op straat! Kom toch binnen!’
Met de lokkende belofte aan marmercake en appelgebak worden hun neuzen gevuld.
Het meisje huivert en lacht.
En de geur trekt hen binnenin het huis.

 

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Inktvis, ik heb je verhaal meerdere keren gelezen, maar ik kan niet goed duiden wat je precies probeert te vertellen. Daarnaast kloppen de zinnen naar mijn idee niet helemaal. 

Het flikkerend licht van de overhangende kerstslingers -- allereerst is het "het flikkerende licht", maar hoe laat je kerstslingers flikkeren? De flikkerende lampjes in de kerstslingers schijnen fel in haar ogen?

Toch zet ze haar voeten verder op de straatstenen-- bedoel je hiermee dat ze verder loopt?

Plots klapt met verblindend licht een deur open -- Ik weet niet goed hoe ik deze zin moet lezen.

Met de lokkende belofte aan marmercake en appelgebak worden hun neuzen gevuld -- Ik denk dat je bedoelt dat de geur van marmercake en appelgebak hun neuzen vult.

En de geur trekt hen binnenin het huis. -- Hier zou de zin mooier zijn als er staat: en de geur lokt hen naar binnen (of zoiets).

 

 

Lid sinds

10 jaar 1 maand

Rol

  • Gewone gebruiker

je kreeg al goede tips van Fief

daarbij twijfel ik ook nog wie of wat die vage nachtgestalten zijn, die de sneeuw wil uitwissen en waar broer en zus kennelijk op lijken ...

Lid sinds

9 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Als antwoord op door Fief

Hoi Fief,

Dank je wel voor je reactie!

Als de titel een beetje aangeeft heb ik een sprookje dat normaal niet geassocieerd wordt met kerst of winter geplaatst in dat seizoen. Maar toegegeven, ik realiseer mij nu dat het sprookje ook voor het winterseizoen geschreven zou kunnen zijn. (Maar de illustraties daarbij hebben nooit een winterlandschap getoond) dus misschien was de titel slecht gekozen.
Wel, in elk geval blijft het een hertelling van een bekend sprookje.

Je hebt kerstslingers met lampjes die van kleur wisselen = flikkeren. Dus je laatste zin is correct. Dat is wat er gebeurt. Of bedoel je ook dat het werkwoord "schijnen" te sterk is voor de lampen in kerstslingers? Zou 'prikken' een goed alternatief zijn?

Ja, ze loopt verder.

Hm, ja, die zin kon beter. De deur klapt open en daaruit stroomt licht dat de kinderen even verblindt nadat ze in het donker gewandeld hebben. Deze zin was oorspronkelijk twee zinnen die onder dwang van de woordenlimiet samengevoegd zijn. Hmm, ik weet niet hoe ik het beter kan schrijven zonder de limiet te overschrijden of het licht wegdoen.

Ja, de lokkende belofte is de geur.

Is dat geen herhaling van de lokkende belofte? Ik weet niet of je met mooier bedoelde dat de slotzin slecht geschreven is of wat hard klinkt. Als je het tweede bedoelde, dat is wat ik wou bereiken met de slotzin. Het klinkt hard om het lot dat de kinderen wacht te signaleren aan de lezer.