# 270 Het mes
Het had hem enige moeite gekost om de deur open te wrikken maar nu stond hij dan toch binnen. De hut was zoals hij ze zich herinnerde, van toen hij, vele jaren terug, met zijn vader en enkele mannen van het dorp op jacht ging en de hut als schuilplaats werd gebruikt. Hij herkende de uit een in de lengte doorgezaagde halve boomstam die dienst deed als tafel met eromheen enkele houtblokken als zitplaatsen. Ook de vuurplaats met een rudimentair ijzeren spit riep herinneringen op aan maaltijden van gebraden wild, versgeplukte kruiden en paddestoelen. Uit de houten wanden staken noch steeds de haken waaraan jassen, rugzakken en jachtgeweren werden opgehangen. In een hoek van de hut lag het half verteerde kadaver van een rat, wat meteen de vieze geur verklaarde die hem bij het binnenkomen in het gezicht had geslagen. Hier was manifest in heel lange tijd niemand meer geweest. Tevreden zette hij zijn rugzak op de tafel, opende een van de in de wand uitgezaagde luiken waardoor licht en lucht konden binnenstromen, en keek naar buiten. De hut lag aan de rand van een uitgestrekt naaldbos en zag uit over een weidse grassenvlakte. Verderop liep een brede beek van kristalhelder smeltwater van de aan de horizon nog wazig zichtbare besneeuwde bergketenpieken. Twee dagen had hij moeten stappen om hier te komen. Van enig comfort was geen sprake, maar dat was een prijs die hij graag betaalde om een tijdlang van de aardbol te verdwijnen, de tijd om de eerste commotie te laten bekoelen en de gemoederen van de opgehitste dorpsbewoners te laten bedaren. Hij ruimde het ratkadaver op, stak een vuur aan in de haard en begon het voor de eerste dagen meegenomen proviand uit zijn rugzak op de tafel te leggen. Toen werd aan de deur geklopt.
Hoi Koelh, welkom op het
Lid sinds
13 jaar 9 maandenRol
Beste edwinchantalenq Dank
Lid sinds
5 jaarRol
Welkom. Mooi verhaal. Dat
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol