#270 Kofferbak
Zijn hoofd sloeg een paar keer tegen de, ondanks het tapijt, harde wanden van de kofferbak. De auto reed met een flinke snelheid over een slechte, hobbelige weg. Hij werd wakker, keek om zich heen, maar zag niets. Het was te donker. Hij probeerde te begrijpen waar hij was. Hij lag opgevouwen, enkels en polsen gebonden. Hij voelde ruw tapijt tegen zijn gezicht en hoorde geronk van een motor van heel dichtbij. Het duurde even voordat hij het allemaal aan elkaar had geknoopt, maar toen wist hij het: hij werd ontvoerd in een kofferbak van een auto. En nee, het was geen droom. De pijn in zijn schouders en polsen was te scherp om ingebeeld te zijn.
Denk, Frits, denk; hoe ben je hier beland? Hij dacht diep na, maar kon zich weinig herinneren van hoe hij in die achterbak terecht was gekomen. Het laatste dat hij wist: Jelle en Mo in het Hemeltje met net iets te veel bier. Daarna niets.
Oké, nu de volgende vraag, waarom ben je hier? Welke misstappen had hij recentelijk begaan die hem in deze situatie konden brengen? Had het iets te maken met die pillen die hij laatst had gekocht bij dat foute mannetje van Mo? Onwaarschijnlijk. Nee, het had eerder te maken met zijn vader. Wat had die klootzak nu weer geflikt? Frits vroeg zich af of zijn vader ook maar iets zou doen, als hij straks een afgehakt vingerkootje van zijn oudste zoon in de brievenbus zou vinden. Hij kreeg bijna medelijden met zijn kidnappers. Die dachten natuurlijk dat ze flink wat konden vragen voor de zoon van de Harry Jacobs. Mooi niet.
De auto kwam met piepende remmen tot stilstand. Mensen stapten uit, deuren sloegen dicht. Daarna kwam een verblindende streep licht de kofferbak in.
‘Welkom bij je vrijgezellenfeestje, Fritsie!’
Goed verhaal. Het zal je maar
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Leuke tekst! Ik ben het eens
Lid sinds
6 jaar 10 maandenRol