#223 Winters Sprookje
Lang, lang geleden, voordat de wereld de wereld was en voordat verhalen werden opgeschreven, maar nog door oude vrouwen bij het haardvuur aan kinderen verteld, was er eens een land dat hoog in het noorden in een prachtige vallei was gelegen. Daar floten vogels volop en dartelden herten door het hoge gras. Eekhoorns scharrelden eikels en beukennootjes bij elkaar in het bos. En de mensen werkten hard, maar waren tevreden en voldaan.
Temidden van gulle appelgaarden en graanvelden stond een schitterend paleis. Daar leefden een koning en koningin die zo gelukkig waren dat niemand gelukkiger kon zijn dan zij. Totdat hen op een prachtige winterdag een dochter geboren werd. Daarna waren zij nog gelukkiger dan zij voorheen geweest waren.
Zo’n groot geluk kon echter niet lang bestaan zonder het kosmisch evenwicht uit balans te brengen. Net zoals er geen dag zonder nacht kan zijn, geen leven zonder dood, zo ook vereist groot geluk een even groot ongeluk als tegenhanger. En zo kwam het dat de koningin ziek werd en de koning door zorgen verteerd. Hij liet de beste doktoren en chirurgijns uit het land komen. Hij ontbood heelmeesters en wichelaars uit verre oorden, maar geen ervan kon de koningin genezen. Wat de koningin scheelde, was zo duister en mysterieus dat er geen therapie of medicijn tegen opgewassen was. Deze ziekte ging ver voorbij de wegen van gewone en alternatieve heelkunde en de één na de andere geneesheer schuifelde weg, mompelend zijn excuses makend aan de koning.
‘Als iemand dit zou kunnen…'
’Niemand weet hier zoveel van als…'
‘Vuur moet met vuur bestreden worden.’
Uit het gefluister van de geneesheren rees langzaam maar zeker een naam op.
Grimhilde. Grimhilde. Grimhilde.
Nogmaals stuurde de koning zijn gezanten er op uit. Het was het hart van de winter en de dagen waren kort en donker. De zon, als ze al de moed had om op te komen, bleef laag aan de hemel en scheen slechts kort en flets. Daarna dook ze snel weer weg achter de horizon. De vorst regeerde. Het vroor en het land kraakte. Vier ruiters trokken in mantels en dekens gehuld naar de bergen in het Noorden, waar Grimhilde woonde. IJskoude sneeuw werd door een valse Noorderwind bijna horizontaal door het dal gejaagd. Het gejank van wolven in het donkere woud kwam nauwelijks boven het gehuil van de wind uit. Het was een barre tocht. Terwijl de toestand van de koningin gestaag verslechterde, ploeterden de boodschappers van de koning langzaam verder. Hun paarden lieten ze achter aan de voet van de bergen en ze beklommen verkleumd maar vastberaden de met ijs en sneeuw bedekte berghelling.
Hoog in de bergen, ver boven de gierende wind, op de eeuwige sneeuwgrens waar zelfs de vossen en hazen zich niet meer waagden, troffen ze een huisje aan. Er kwam geen rook uit de schoorsteen en de deur stond op een kier. Het interieur was sober. Een gitzwarte ketel hing in de koude open haard en er stonden een ebbenhouten tafel en stoel. Een kleine spiegel hing aan de muur.
Midden in het huisje stond, gehuld in een lange zwarte mantel met opstaande kraag, een rijzige vrouw. De blik in haar ogen was killer dan de winterse kou die de gezanten getrotseerd hadden. Ze keek hen één voor één aan en een rilling ging hen over de rug.
'Aangenaam kennis te maken. Ik denk dat u mijn naam al kent.'
Wow.
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Geboeid gelezen. Figuurlijk
Lid sinds
10 jaar 4 maandenRol
Het zou je stiefmoeder maar
Lid sinds
13 jaar 9 maandenRol
Tilma, mijn complimenten voor
Lid sinds
12 jaar 8 maandenRol
Ai Tilma als je hulp moet
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Een duister sprookje, mooi
Lid sinds
6 jaar 7 maandenRol
N.D.D. Dank. Levina, in
Lid sinds
6 jaar 11 maandenRol
een echt sprookje een barre
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol