#159 Het is fijn in de kelder
Hij ontwaakte in de duisternis, met de smaak van roest in zijn mond. Zijn shirt was vochtig, hij lag in iets dat glibberig was, en leek te leven, maar hij kon uiteraard niet zien wat het was.
Hij probeerde op te staan, maar zijn handen gleden uit over de vloer. Iets kroop zijn keel in, en kroop door zijn slokdarm. Hij probeerde het op te hoesten. Zonder succes.
Heel voorzichtig stond hij op. Hij stak zijn hand uit, en voelde de rand van een houten tafel. Met voorzichtige babystapjes, liep hij vooruit. De glibberige substantie op de vloer maakte plaats voor steen.
Zijn vingertoppen gleden over het lemmet van een vleesmes. Hij zocht naar het handvat, en vond het snel genoeg. Hij nam het mes mee, voor het geval dat het nodig was.
Elders in het huis klonk er muziek, hij kon het vaagjes horen. Pianomuziek, maar niet van het lieflijke soort. Onheilspellend, voelend als een hard wordende klomp klei in zijn darmen. Hij wilde hier nu weg.
Hij tikte met het mes op de grond, als een blindenstok, en vond een trapje. Hij ging met zijn andere hand over het hout, en vond een handvat.
De deur ging open, en hij rende door de gang, de voordeur tegemoet. Zijn neus vulde zich met een sterke rottingslucht, het licht deed pijn aan zijn ogen.
Hij trapte de deur open, en rende naar buiten.
Hij zag de zee van vuur. Hij bevond zich in een wereld van kanker en pus en maden en schimmel, een schimmel die over de muren kroop, en het huis achter hem opslokte als een stop-motion effect.
Naakte, gevilde lijken hingen aan vleeshaken. Sprinkhanen deden zich te goed aan een stapel kadavers.
Hij wilde gillen, maar dacht opeens aan dode baby’s in vuilniszakken. Toen moest hij schaterlachen.
DeThomas, Inhoudelijk wel
Lid sinds
9 jaarRol
een vervreemdend verhaal, dat
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol