# 127 Uitverkoop met een '+'
Ik voel me bespied in de winkelgangen die nauwer zijn door de najaarsdrukte.
Kan niet, hou ik mezelf voor; de warmte, het geroezemoes, zelfs die onverbiddelijke kerstmuziek zijn ideaal om weg te glijden in de anonimiteit. Vrouwen in de koopjeshoek van vrouwen- en kinderkleding, het gedrein van kleuters, het onvolwassen gedrag van mensen die volwassen worden genoemd.
Wat doe ik hier. Zoek ik onbewust naar wat ik jaren geleden verloren heb?
De ogen op mijn rug doen me omkeren, een hartig woordje is nu op zijn plaats, kerst of niet. Ik merk niemand, maar op hetzelfde moment wordt aan mijn jas getrokken. Mijn ogen zwerven over een meisje met blonde vlechtjes en engelachtige ogen. Vier jaar schat ik haar. De stof van haar blauwe jasje is gescheurd.
“Waarom volg je me?” De barsheid die ik in mijn stem wil leggen komt er niet uit. In plaats daarvan kniel ik voor een kind dat er verloren uitziet.
Ze kijkt me aan, geschrokken dat een man zo dicht bij haar zit. Snel kijkt ze om zich heen, vindt niet diegene die ze zoekt want ze knippert naar me. Haar lippen trillen.
“Mama. Mama is in de uit-ver-koop.” Ze spelt het woord in delen, alsof ze het net geleerd heeft. Haar kin bibbert nu ook.
“Dat is toch leuk voor haar?” Ik aai de vlasfijne haren, ze trekt verrast haar ogen open, het kuiltje naast haar lip verzacht mijn hart. De pijn die ik meedraag, heb ik ooit zelf veroorzaakt.
Ik vraag me af of ik haar naam moet laten afroepen aan de balie.
“Mama zegt. Mijn papa wilde geen kindje. Hij heeft mama doen huilen. ‘Ik zet de baby in de uit-ver-koop.’ Dat roepte papa.” De tranen rollen. “En nu wil mama…”
“Sandrientje.” Een vrouwenstem hijgt nog na. “Kindje, loop niet weg. Je moet bij mama…”
Die stem. Een stroom van herinneringen komt terug als ik omhoog kijk, een winterjas komt me bekend voor, een gelaat ziet er vermoeid en bezorgd uit. En toch schenkt ze me van opluchting haar mooiste glimlach. Tot ze me herkent.
“Geert.” Haar glimlach verdwijnt. De verwijten van destijds blijven gelukkig achterwege. Dan lacht ze opnieuw, ongemakkelijk.
“Ik ben blij dat ze terecht is. Dank je. Kom Sandrientje, zeg meneer maar dag.”
Ze wil haar dochter meetrekken, maar het kind grijpt intuitief naar mijn hand.
“Een koffietje dan maar?” probeer ik, mijn hart draaft een slag door.
Ze knikt aarzelend, maar haar ogen en het verlangend opkijkend kerstengeltje naast haar geven me hoop voor een nieuw begin.
Lief verhaal. Wat doe ik
Lid sinds
15 jaar 6 maandenRol
Een Dickens waardig
Lid sinds
7 jaar 11 maandenRol
Je zult het zo maar
Lid sinds
8 jaar 2 maandenRol
Mooi die uit-ver-koop. Graag
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
@allen, Dank voor het lezen
Lid sinds
8 jaarRol
Mooi verhaal. Verrassende
Lid sinds
13 jaar 10 maandenRol